Zin in een positief verhaal over een bevlogen dierenvriend?
Heb ik voor je!
Hoe kan het dat er giftige slangen zoekraken in oer-Hollandse nieuwbouwwijkjes? Waarom wordt de uit verveling en frustratie kaal gepikte dwergpapegaai in zijn te krappe kooitje aan zijn lot overgelaten? Waarom houden mensen in doodgewone huizen apen, leeuwtjes, wasberen, luiaards, stokstaartjes en – tegenwoordig heel erg hot – servals, katachtige roofdieren? Het antwoord luidt dat mensen zich met deze ongewone dieren denken te kunnen onderscheiden en dat ze statusverhogend werken.
David van Gennep, directeur van stichting AAP, vindt het beschermen van dieren net zo logisch als het beschermen van mensen. Van jongs af aan voelde hij zich meer aangetrokken tot de dierenwereld dan tot school. Volgens een mentor zou hij alleen maar goed zijn voor ‘zeehonden tellen op Rottumerplaat’ en was er verder weinig met hem aan te vangen. Toch ging hij biologie studeren. Totdat hij in gewetensnood kwam over het gebruik van proefdieren dat volgens hem stukken minder kon, er na een hoogoplopend conflict de brui aan gaf en zich verder stortte op zijn vrijwilligerswerk als dierenverzorger en klusjesman bij stichting AAP. De opvang van exotische dieren zoals apen, reptielen en circusdieren die zijn verwaarloosd is de hoofdtaak en precies dat is wat David doet tikken.
Jaren nadat David met zijn studie is gestopt krijgt hij de directeurstitel bij AAP. Alleen ontbreekt het aan geld om hem een salaris uit te betalen. Een door hem opgezette samenwerking met omroepvereniging Tros brengt daarin drastisch verandering – het televisieprogramma Dierenmanieren met presentator Martin Gaus volgt het lot van AAP-dieren, met als gevolg dat het aantal donateurs spectaculair groeit, tot inmiddels 72 duizend.
Met dat geld konden er onder meer ook voorlichtingscampagnes worden ontwikkeld over het houden van exotische dieren, maar die bleken geen enkel effect te hebben. Vanuit een optimistisch wereldbeeld dacht hij dat het probleem kennis was, maar de campagnes brachten sommige mensen juist op een idee. David noemt ze, net als pitbulleigenaren, bewust onbekwaam: ze weten dat er een vrij grote kans is dat het eens misgaat, maar dat kan ze niets schelen.
Door dat inzicht ging de stichting haar pijlen richten op het instellen van strenge regels, om zo het houden van exotische dieren door particulieren sterk in te perken en daarmee ook de handel in deze dieren een slag toe te brengen. In Nederland is een wettelijk verbod op wilde dieren in circussen inmiddels een feit. Tot dan toe werden apen, tijgers en leeuwen gedwongen voor ons vermaak op te treden. Dat mag er onschuldig uitzien, maar om ze zover te krijgen, werden ze vaak wreed behandeld. David is blij met het verbod. Ook dat kinderen niet langer worden opgevoed met de gedachte dat die dieren het leuk vinden dit soort kunstjes voor ons op te voeren, ziet hij als winst.
Ook is hij blij met de zogenaamde ‘positieflijst’ die per 1 juli van kracht zal zijn en waarop de enige dertig soorten zoogdieren komen te staan die je zonder vergunning thuis mag houden. Giftige slangen, apen, leeuwtjes, wasberen, luiaards, stokstaartjes en servals staan hier in ieder geval niet op. Dus die zou je over een poosje niet meer moeten kunnen tegenkomen in ons straatbeeld.