Wieke maakt een ritje op de tandem
We willen eindelijk iets anders zien dan de eigen tuin, bedenken we. ‘Dagje Amsterdam?’ Oppert Man. ‘Geen rolkoffers, bierkarren en toeristen die denken dat ze kunnen fietsen’.
Jammer dat we onze elektrische fietsen niet mee kunnen nemen. Het kan wel, maar het is veel gedoe en vroeger, in mijn Amsterdamse periode, ben ik zo’n vijfentwintig fietsen kwijtgeraakt. ‘Huren!’ besluiten we.
Eenmaal de trein uit (geen feest, met benauwde mondkapjes), gaan we de pedalen op. Man zet er meteen de sokken in, alsof hij nog zesentwintig is. Het plan is om langs al onze woonplekken van veertig jaar geleden te fietsen. Ik rijd naar de Van Lennepstraat, waar hij al hoog en breed op de trap van zijn voormalige stek zit en hij vindt mijn tempo gênant. Alsof zijn kleddernatte shirt zo leuk is. Enfin, we fietsen van woning naar woning. Na al dit gesjees lunchen we op een terras. Dan willen we naar huis. Het is hier veel te druk. En wat denk je? Mijn fiets is weg. Net zoals mijn gele, rode en paars geschilderde fietsen destijds werden gepikt. We lopen terug naar het station en handelen de materie van de gestolen fiets af met het verhuurbedrijf. Afknapper. Bah. ‘Wat een dag’, zucht Man. Maar hij heeft een in zijn ogen briljant idee, om het probleem van ons verschil in tempo op te lossen. ‘We huren een tandem!’ Echt niet, hij moet niet denken dat ik het stuur zomaar uit handen geef. Niet in het leven en zeker niet op een fiets.
De week daarop heeft Man, koppig, toch een tandem gehuurd. Gewoon in onze eigen buurt. Om te wennen, en als het dan leuk is kopen we er eentje, vindt hij. ‘Doe es gek, stap gewoon op!’ Ik stap op van rechts en hij vanaf links, de tandem wiebelt als ik op zoek ga naar de trapper. Als ik die gevonden heb, liggen we op de grond, hij onder de fiets en ik er bovenop. Pleisters plakken. We stappen nu allebei op van links en al slingerend rijden we weg. Ik wil naar rechts, maar Man naar links. De fiets luistert niet naar mij, wel naar hem. Net wat je niet wil. Man spurt er in volle vaart vandoor. Daar heb ik geen zin in en ik til mijn voeten op. Ik zou er best aan kunnen wennen om gewoon achterop te zitten niksen. ‘Het lijkt wel vals plat,’ moppert hij, ‘wat trapt die fiets zwaar!’ Ik geniet van de zon en het zwoele briesje als we langs de Maas rijden. ‘Een terras!’ roep ik opgetogen. Man, bezweet en moe, vindt het een goed idee. Hij remt en daarna belanden we in de heg voor het terras. ‘Anderhalve meter!’ roept een grapjas. De andere toeschouwers liggen dubbel, maar helpen ons op de been.
Weer pleisters. Een echtpaar dat ook op de tandem is gekomen, geeft ons daarna een spoedcursus. ‘Alles draait om evenwicht en samenspel,’ doceren zij. ‘Het voorspel is hachelijk, maar héél belangrijk om samen tot een veilig hoogtepunt te komen.’ O? Ik onderdruk mijn hinderlijke giechel. Dan demonstreren zij hoe je verantwoord op- en afstapt en fietsen daarna probleemloos weg. Na te veel wijn en een stevige lunch stappen we weer op. Volgens instructie netjes aan dezelfde kant en we fietsen, wat wiebelig, in harmonie weg. Ben ik nu om voor die tandem? Echt niet! Ik houd het bij mijn eigen, elektrische fiets. Dat is voor beide partijen beter. Dan gaat je huwelijk nóg langer mee!