Wieke heeft een probleem
Ons hele dorp is van slag door het buxusmotje en familie. De rupsjes hebben het grootscheeps aangepakt: uit alle struiken stiekem hapjes nemen, jezelf verpoppen en ervoor zorgen dat de buxus doodgaat.
Dracula is er niks bij. Het motje is een invasieve exoot uit Oost-Azië. Dat vliegt dus helemaal naar Europa, om zich hier eens fijn te nestelen. Chinezen doen dat ook. Je merkt er aanvankelijk niets van en ineens zijn ze er en je komt nooit meer van ze af. Hetzelfde geldt voor de buxusmot.
De een na de ander in ons dorp nam afscheid van de buxusstruiken. Wij ook. Nu zitten we met twee kale perken. Eigenlijk vinden we het wel ruimtelijk, nu ze weg zijn. Leuk geweest, maar nu iets anders. Man heeft een plan. Dat heeft hij vaak. Minstens drie keer per dag en daar ben ik dan meestal tegen. Uiteindelijk komen we halverwege zijn plan en mijn tegenvoorstel uit. Zo ook nu. Ik heb net een artikel gelezen over het teloorgaan van insecten en vlinders en wat je eraan kunt doen. Geschreven door Anne Wieggers, tuinontwerper en groenauteur. Dat kwam hard aan, net nu wij dat motje hadden uitgeroeid. Verderop in de krant vond ik ook nog deze zin: ‘Als vandaag alle planten zouden sterven, gingen morgen alle dieren dood en aten overmorgen de resterende mensen elkaar op.’ Dan schrik je je toch wild?
Koesteren dus, die planten en daarmee de insecten. Op een uitheemse, Amerikaanse eik vonden Engelse onderzoekers twaalf insecten en op hun eigen oer-Engelse inheemse eik maar liefst 423. Conclusie: meer inheemse plantjes in de tuin zullen zorgen voor juichende insecten en intens gelukkige vlinders. De meeste tuinplanten die wij leuk vinden, zie je niet in onze bossen. ‘Vermijd grote tuincentra,’ lees ik, ‘maar google eens op kwekers van inheemse planten.’ De auteur heeft alvast tips: vrouwenmantel, koninginnekruid, smeerwortel (?) en de beemdooievaarsbek, een geraniumachtige. ‘Niet om achter te zitten, die geranium’, schrijft ze erbij. Nee, hè hè, wat een open deur. We zullen niet weten wat we meemaken straks, voorspelt ze, als we een paar bosjes van deze inheemse jongens en meisjes in onze tuinen zetten. Ze bloeien ook nog eens heel lang. Ik ga het doen. Nog een tip: valeriaan planten. ‘Nee!’ Man gaat ervoor liggen. Ik vraag waarom, want die plant heeft beeldige bloemetjes. Hij wijst naar de stoel die ik op mijn zonnige pauzeplekje heb neergezet. ‘Dan kom je daar helemaal nooit meer uit, daas van de valeriaan!’ Make a garden, not war. Dus mooi dat die valeriaan er komt.