“Weet je het nog?”

 

In het Tuincentrum Osdorp komt May een vrouw tegen van de oude crèche van Flo. Zij was het, de eerste die aan de bel trok. En wat was May toen boos geweest…

 

 

Ik hang met heel mijn gewicht aan de linkerkant van de winkelkar in de hoop zonder botsen en stoten door de schuifdeur van Tuincentrum Osdorp te komen, als ik haar zie. Een bekend gezicht. Van vroeger. Ik buig naar voren om drie zoenen te geven, maar houd me in. Die relatie hadden we geloof ik niet. Dan weet ik het. De crèche. Van Flo. Van vroeger.

 

Ze staat recht voor me, haar hoofd buigt ze een beetje. Zo komen haar ogen op dezelfde hoogte als de mijne. Lieve, bruine ogen heeft ze. Haar ogen haken zich in die van mij, zo vast dat ze niet doorheeft dat de schuifdeuren dicht gaan en ze bijna gesandwicht wordt. Ik trek haar een beetje naar voren.

 

Zo. Daar staan we dan. Zij was het, de eerste die aan de bel trok. Er zouden er meer volgen, maar zij zei het. Dat ze zich zorgen maakte. Echt zorgen. Ik stond met een voet op de binnenplaats van het kinderdagverblijf. In de verte zag ik mijn meisje rommelen rond de zandbak. Wat ze precies bedoelde, had ik gevraagd. Nou, echt grote zorgen. Ik was boos geworden. Ongepast vond ik het zo’n groot iets zomaar onaangekondigd in mijn schoot te werpen. En waar baseerde ze dit dan wel op, wilde ik weten. Ik geloof dat ik ben doorgelopen. Naar mijn meisje. Haar zachte wangetje tegen die van mij.

 

“Wat was ik boos op je hè?” Haar lieve ogen lachen. “Heel boos.” Ik begin het uit te leggen. Dat je als moeder kleine pijntjes en problemen opblaast, maar als er echt iets is, dan ontken je tot je erbij neervalt. En je wordt boos op de boodschapper, dat ook. Zij was de eerste die de volle laag kreeg. Ik laat een filmpje zien van Flo. Hoe groot ze is geworden. En gelukkig, en lief. Dat was ze altijd al, zegt zij.

 

We staan daar nog steeds. In die tochtige, drukke hal van het tuincentrum. Ik voel steeds iets aan mijn rug dus ik draai me om. Denkend dat er iemand langs wil want we blokkeren de boel behoorlijk zo met z’n twee. Als ik me omdraai, zie ik niemand. Maar ik word nog steeds aangeraakt. Dan heb ik het door. Het is haar hand die zachtjes over mijn rug aait.

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach