Verongelukte kijkers kopen je huis sowieso niet
Stressen voordat er kijkers komen, dat zal iedereen die een huis heeft verkocht of nog in dat moordende proces zit herkennen.
Behalve de Marie Kondo-aanhangers onder ons, maar dat kunnen er nooit veel zijn.
Wederom krijgen wij vijf setjes kijkers op zaterdag. Wij moeten dan echt weg. Bij één paar kijkers doen we de kamerwisseltruc: de makelaar leidt de mensen naar de werkkamer van Man en gaat vervolgens met ze naar de kelder. Wat ze daar met ze doet, weet ik niet, maar die kelder is heel eng, met ook een spelonk waar je prima in zou kunnen onderduiken. Je kunt er zelfs stankvrij een lijk verstoppen. Misschien zit er nog wel eentje, je weet het niet. En wij verkassen naar de kamer van Man, zodat de kijkers mijn werkkamer (echt de mooiste werkkamer van het heelal, qua uitzicht) kunnen bekijken zonder dat ze ons tegenkomen.
Dus: zou er een ongeluk gebeuren met die kijkers, dan kunnen ze moeiteloos verdonkeremaand worden, zonder dat wij de schuld krijgen. Een dodelijk ongeluk? In ons huis? Kan dat zomaar? Jullie zouden verbaasd staan. Enfin, wij gingen weg, lekker naar Noordwijk, naar jongste zoon en zijn gezin. Langs de bollenvelden rijden en ons verbazen over dit bord: ‘wees een held, loop niet midden in een bollenveld!’ Er zijn echt zakken hooi die dit doen. Bij zoon en schoondochter lunchen we buiten. Kleindochter, nu tweeënhalf jaar, vindt het reuzegezellig dat wij er zijn. Zij krijgt appelsap. ‘Oma ook sap?’ zegt ze en kijkt nieuwsgierig naar mijn glas wijn. ‘Dat is grotemensensap!’ leg ik uit. ‘Mensensap!’ papegaait ze. Zoon geeft ons een enorme bos tulpen, vers van het veld. Kleindochter laat trots haar tekening zien, waarop, legt ze uit, tulpen te zien zijn. ‘Lily maakt!’ straalt ze. Ze is zo trots, dat we haar kunstwerk zeker tien keer mogen bekijken.
Dan komt er een appje van de makelaar, dat zij, met gevaar voor eigen leven en dat van de kijkers, onze trap droog heeft geveegd. Die was spekglad van de olie die Man daar, een uur voordat ze zouden komen, royaal had uitgegoten, om het hout te laten blinken. Blinken deed het, maar o jee, het eerste setje kijkers eindigde – bijna, ik zei het al – in die spelonk in de kelder omdat ze een dodelijke smak hadden kunnen maken. Die kopen ons huis, geloof ik, toch maar niet. Man had nog zo zijn best gedaan: twee beschadigde deuren boven geschilderd, een lading grofvuil weggebracht, en die trap onderhanden genomen. Allemaal dingen waarmee hij mij een schuldgevoel bezorgt: had ik ook kunnen doen, ware het niet dat ik nooit op dat idee was gekomen. Omdat hij aan het stressen was, was ik dat ook.
Woensdag komen er weer twee setjes. Dan zijn de terrassen open, maar het wordt koud. We gaan iemand zoeken bij wie we binnen mogen wachten tot ons huis weer van ons is. En als we thuiskomen, na al die onrust, dan is er nog maar één ding dat ik wil: een heel vol glas met grotemensensap.