Bladblazers en glasvezel… BAH
Jemig, wat wordt dit een miepig stukje. En ik had me nog zo voorgenomen niet te zeiken over kleinigheden.
Rondom ons huis lawaaien de bladblazers. Omdat de buurt glasvezel krijgt, doen de boormachines en stenen-aanstampmachines al trillend ook mee. Je voelt het door de stoel waarop je zit heen.
Vroeger harkten we de afgevallen blaadjes gewoon aan. Aan het einde van zo’n harkdag had je blaren op je handen van het harde werken en dat prettige, rozige gevoel. Zodat je met een gerust geweten een vol bord stamppot met veel worst kon eten. Daar kwam je – destijds – niet van aan. Van een bladblazer wel. Ik ben, sinds we dat ding hebben, tien kilo aangekomen. En glasvezel? Dan krijgen we supersnel internet. Kun je straks nog langer op je stoel blijven zitten, kom je nóg meer aan. Begrijp me niet verkeerd, ik doe er zelf volop aan mee. Niet aan de glasvezel, want dan moet je een ander e-mailadres en daar heb ik geen zin in. Ik vind het internet snel genoeg. Ik hoef geen glasvezel. Maar een bladblazer? Die hebben wij wel.
Ik ken hier in de buurt bijna geen bladblazerloos huishouden en als die dingen allemaal tegelijk worden gebruikt – wat altijd zo is – is een oudejaarsnacht met knalvuurwerk er een romantisch muziekje bij. Wel hebben we nu een aardige man die de miljarden blaadjes komt afvoeren. Voor de deur staat een container, daar kiept hij ze in. Die container moest weg van de glasvezelmensen. ‘Succes ermee, maar hij blijft mooi staan’, zei ik. Dat verstonden ze niet, omdat ze uit Roemenië komen. Die bak is zes meter lang.
Op dit moment word ik zo stapelgek van de herrie, dat ik overweeg om onze bladblazer in de fik te steken. Harken zul je, kreng (zo spreek ik mezelf toe). Dat is ook beter voor je gezondheid. We worden op dit moment om onze oren geslagen met gezondheidsadviezen, opdat wij straks, bij een eventuele besmetting, die ellendige covid-19 beter doorkomen. Zucht zucht zucht. Wat een gekke wereld.
We knappen echt niet op van alle handige apparaten die ons leven lichter en leuker moeten maken. Buiten regent het goudgele blaadjes. Als ik het hier thuis alleen voor het zeggen had, liet ik de boel liggen tot de bomen echt kaal waren. Alles in één moeite bij elkaar rapen en afvoeren. Alleen, dan ligt er straks een halve meter blad, zoveel hoge bomen hebben wij. Nu kan ik het nog zelf, maar mijn knie doet af en toe vervelend, laat staan over een paar jaar. Jemig, wat wordt dit een miepig stukje. En ik had me nog zo voorgenomen niet te zeiken over kleinigheden.
Dit is gewoon een foute dag. Hij begon al verkeerd. Wekker gezet, omdat we vroeg naar het ziekenhuis moesten voor een controle. Bleek dat het ’s middags was. Weer naar huis, waar het internet eruit lag. De blazers en de machines dreunden om het hardst. Vervolgens bleek er een goot langs onze voortuin gegraven te zijn, zodat we er nu niet meer per auto uit kunnen. Na het weekend pas weer. Waar we ook naar toe willen, we zullen moeten lopen. Hoe laat is het? Sodeju, pas kwart over één. Ik ga op de bank liggen met een deken over mijn hoofd, tot het wijntijd is. Verdraaid, het is vrijdag de dertiende. Vandaar.