Wieke bakte er niks van
De scholen zijn weer open. En al kijkend naar het journaal krijg ik flashbacks naar mijn eigen schooltijd.
Ik hoor kinderen vertellen dat ze het heerlijk vinden om terug te mogen. Op school zijn de vriendjes en vriendinnetjes. Daar speelt zich een groot deel van hun leven af en de meeste kinderen vinden het ook fijn om weer begeleiding van de juf of meester te krijgen. Een week thuis is leuk, maar twee maanden? Ze moeten zich gevoeld hebben als koeien die de hele winter op stal hebben gestaan en nu los mogen in de wei.
School is nuttig. Hoe anders dacht ik daar vroeger over. Ik vond mijn ouders veel te streng, al begrijp ik achteraf wel waarom ik zo kort werd gehouden. Ik bakte er namelijk niets van en ging uitsluitend naar school om het feestvarken uit te hangen. Het instituut was in mijn optiek in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat je zoveel mogelijk pret kon maken. Dat er leuke jongens in beeld kwamen was ook mooi meegenomen.
Mijn ouders kwamen uit eenvoudige gezinnen, elk met zes kinderen. Opa van moeders kant had een meubelmakerij, en toen deze failliet ging, begon hij een garage. Andere opa had een boerderij. In beide gezinnen werd niet zo op de schoolgaande kinderen gelet. Bleef je zitten? Ga er dan maar af en kom in het bedrijf werken, was de boodschap. Zonde van het geld, al dat gestudeer. Graag of niet. Mijn ouders waren anders, die wilden vooruit in het leven en vooruit betekende: zorgen dat je een goede baan kreeg; het middel daarvoor was studeren.
Daarom begrepen ze er niets van dat ik de geboden kansen in de sloot gooide. In de brugklas bleef ik zitten. Ik maalde er niet om. Prima, een gemakkelijk jaartje voor de boeg. In de tweede klas van de HBS bleef ik wéér zitten. Toen waren mijn ouders toch een dikke partij woedend. Ik herinner me dat ik aan mijn oor omhoog getrokken werd door mijn vader. Daarna sloeg hij aan het rekenen en ontdekte dat de 5 voor Frans eigenlijk een 6 had moeten zijn. Hij zocht mijn leraar Frans thuis even op met deze berekening. De (kleine) man schrok zich een ongeluk: hoe kreeg hij die twee meter Biesheuvel van zijn erf af? Nou, hup, doe maar een 6 dan. Toen mocht ik voorwaardelijk naar de derde klas van de MMS. Zittenblijven was er niet meer bij, maar mijn ouders wisten geen jaar of ik over zou gaan. Ik zelf ook niet.
Dat ik zelf docent ben geworden, is best een wonder. Maar wat begreep ik mijn leerlingen goed, als ze er weer eens met de pet naar gooiden. Mijn eigen kinderen deden het prima. Dochter bleef nooit zitten en slaagde met een mooie lijst. Zoon 1 verkaste van het atheneum naar havo en redde het ook zonder doubleren. Zoon 2 bleef in atheneum 5 zitten, maar dat vonden hij en ik niet erg: bleef hij lekker nog een jaar thuis. Dat ze alle drie nu een baan hebben die als een prettige jas om ze heen zit, vind ik een zegen. Dat heb ik, gezien mijn verleden, eigenlijk niet verdiend. Gelukkig hebben die kinderen een plichtsgetrouwe en ijverige vader. Met Julie Andrews zing ik (citeer ik, want zingen kan ik niet): ‘Somewhere in my youth, or childhood… I must have done something good.’ En toch hè, ik ben als een kind zo blij dat ik nooit meer een examen hoef te doen.