De sleur in Wieke’s huwelijk
Wieke probeert de sleur in haar huwelijk te doorbreken met een hele bijzondere oplossing
Om sleur in je huwelijk te voorkomen, zo lees ik Man voor uit de krant, moeten we naar de lingeriewinkel om spannende setjes voor mij te kopen, die hij dan van mijn lijf zou moeten rukken. ‘Zonde,’ vindt hij, ‘kan je ze net zo goed niet kopen, als de boel meteen weer uit moet.’ ‘We moeten ook meer praten’, lees ik voor. ‘Over wat?’ ‘Dondert niet, als we maar praten’, antwoord ik. ‘Er wordt al genoeg geouwehoerd over niks’, is zijn voorspelbare antwoord. En hij vervolgt: ‘Jij zegt al de hele ochtend niks tegen mij.’ ‘Ik zei net toch wat?’ verdedig ik mezelf. ‘Omdat jij je ei kwijt wil, maar als ik zeg dat de rol afplakband met de schaar klaar ligt in de kelder, hoor je zogenaamd niks. ‘Ik knikte ja’, zeg ik. ‘Dat zie ik toch niet?’ Aldus de diepgaande conversatie tijdens ons ontbijt.
‘Schat?’ probeer ik even later. ‘Ik wil iets zeggen.’ ‘Alleen als het écht ergens over gaat’, eist hij. Ik laat hem een leuk, sportief pak zien in een advertentie. Broeken zonder rits en een gemakkelijk vest. ‘Je kunt erin chillen en draag het gerust naar de bakker en de bank’, zo promoten ze het pak. Man mankeert iets aan zijn linkerhand, daarom draagt hij een spalk. Dus een broek vastmaken is een klus. Overhemdknoopjes dichtmaken eveneens. Nou boft hij met een fantastische mantelzorger, die nooit te beroerd is om knoopjes open en dicht te maken. Dit pak lijkt mij handig voor hem en het oogt ook prettig. Geen gedoe bij toiletbezoek en eigen baas over je aan-en uitkleedgedrag. Dat je erin naar de bank kan, roept ineens een herinnering bij ons op. Aan de vader van Man, die op een ochtend in zijn helblauwe badjas, afgebiesd met goudgalon, aan de Franse Rivièra naar de bank liep. Wij waren daar met onze kleuters en met hem op vakantie. Proestend keken wij hem na, een stijlvolle grijsaard in die badjas tot op zijn enkels. Hij zag de lachende, naar hem wijzende omstanders niet. ‘Hij denkt dat het zo hoort aan de Rivièra’, vergoelijkten wij zijn badjas. Dochtertje vond in haar onschuld dat opa op Barbie leek.
Man bestelt het pak. Soms doet hij zomaar, onverwacht, wat ik zeg. Hoezo sleur? ‘Wat denk je?’ vraagt hij, ‘kan ik ermee naar de bank aan de Rivièra?’ ‘Wereldwijd kun je naar alle banken zonder dat mensen erin blijven van de lach’, voorspel ik hem. En nu zit ik na te denken over wat ‘sleur’ precies is. Het woord roept eentonigheid en verveling op. Wij zullen het wel niet goed doen, want ik koop mijn onderbroeken niet bij een lingeriewinkel maar bij de HEMA en mijn heerlijke slaapbroekjes bij Sarah’s sweeties. Die verzuren je slaapleven tenminste niet door in je bilspleet te gaan hangen. Morgen komt het pak van Man. En dan gaan we met opgeheven hoofd naar de bank. Zijn voorwaarde: ‘Je mag alleen mee als je in je slaapbroekje gaat.’ Aan de Rivièra kan dat wel, maar hier? Het zou de sleur zondermeer doorbreken. Het is toch bijna carnaval.