En nu was Paula eens een keer ziek
‘Maar als het erop aankwam vond ik het gemeen van mezelf en zette ik niet door.’
‘Zoals wel vaker gaat de kruik net zolang te water tot die breekt. Dat was voor mij toen ik platlag met de griep. Hoewel ik altijd voor iedereen klaarsta en iedereen dat hartstikke vanzelfsprekend vindt, stond ik er nu alleen voor en kon er nog geen kopje thee af. Want mamma moet heel veel en mag alles, zolang ze er maar wel is.
Als mamma niet tegen haar jongens zegt dat ze de tijd in de gaten moeten houden komen haar jongens te laat – of vergeten ze de afspraak helemaal. Als mamma niet zegt dat haar jongens hun stinkende sportspullen uit hun tas moeten halen en in de wasmand moeten gooien, liggen ze er een week later nog te stinken. Eetafspraken, verjaardagspartijtjes, een telefoontje naar de ouders: als ik het niet doe, gebeurt het niet.
En toen lag ik hartstikke beroerd in bed en was er dus niemand die bedacht dat het misschien wel heel aardig en heel normaal en heel wenselijk zou zijn om eens een poot voor mij uit te steken. Niet mijn jongens, niet mijn man. Soms werd er hoopvol om de hoek van de deur gebruld of ik me al beter voelde en als het antwoord niet ‘ja’ was, ging de deur weer dicht. Na een week krabbelde ik op. En toen kostte het me geen enkele moeite om door te zetten.
Het huis was een zootje, de wasmanden puilden uit, de sporttassen stonden te stinken onder aan de trap, de ijskast was leeg. Ik haalde mijn schouders op en liet de zooi de zooi. Mijn eigen was gooide ik in de machine, mijn eigen bed verschoonde ik en toen ging ik de stad in om te lunchen, iets leuks voor mezelf te kopen en langs de traiteur te gaan om één maaltijd te kopen, voor mezelf. Toen ik thuiskwam was het voor de jongste de hoogste tijd om naar de hockey te gaan, maar ik zei niks, deed niks. Waardoor hij de tijd vergat en hockey gewoon een keer oversloeg.
Triest genoeg ging het pas de volgende dag opvallen dat mamma nog steeds niet had lopen redderen. ‘Is er niets te eten? Waar zijn mijn schone boxers? Mijn overhemden raken op. Heb je nog niet gewassen?’ Op dag drie ontplofte de bom toen er weer geen ontbijt in huis was. Terwijl ik met mijn koffietje aan tafel de krant zat te lezen werd er tegen me gegild en gescholden. Ik gaf geen krimp. ‘Morgen,’ zei ik, ‘morgen is het zaterdag en dan kunnen we het erover hebben maar vandaag wil ik jullie gezeur niet horen.’ Oké, zeiden ze. Als er maar wel eten zou zijn straks. Maar nee, zei ik. Dat zou er niet zijn.
Die zaterdag zat het hele zootje braaf aan tafel te wachten. ‘Wat is er met je aan de hand?’ vroeg mijn man. ‘Ga je soms scheiden?’ vroeg onze oudste. Mijn ‘preek’ was kort maar duidelijk. Ik zei dat ik vanaf nu nooit meer hun sloof en huishoudster zou zijn en dat ik ze vanaf nu nooit meer zou helpen herinneren aan afspraken en vuile was in sporttassen. Tegen mijn man zei ik dat hij misschien de indruk had dat hij met zijn moeder was getrouwd, maar dat die rol me bij nader inzien totaal niet paste.
Ze probeerden het daarna heus nog wel en soms gaat het ook nog weleens mis omdat ik de confrontatie uit de weg ga, maar over het algemeen? Wat een zaligheid dat het niet meer vanzelfsprekend is dat mamma het wel regelt en wat geweldig om me weer meer de echtgenote dan de moeder van mijn man te voelen.’
‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen. Wil jij ook iets delen met onze lezeressen, mail je verhaal dan naar info@franska.nl.’