Over moeders die verwennen

esther goedegebuure

 

‘Mag ik de helft cash betalen?’, vraag ik een beetje ongemakkelijk als ik naast de blouse en de broek een paar biljetten op de toonbank van de Bijenkorf leg.

 

 

 

Om de verkoopster de indruk te ontnemen dat ik hier een potje sta wit te wassen, verklaar ik me snel nader. Het is mijn spaarpot die ik hier afroom. De spaarpot die gevuld wordt door mijn moeder, die me nog steeds, al ben ik een volwassen vrouw die al meer dan de helft van haar leven financieel onafhankelijk is, met enige regelmaat een biljet in handen frommelt. ‘Om van naar de bioscoop te gaan, te lunchen met een vriendin, of een paar oorbellen te kopen.’ Mijn moeder heeft het helemaal niet breder dan ik, maar ze voelt blijkbaar nog steeds de drang om me van extraatjes te voorzien waarvan ze bang is dat ik ze mijzelf niet gun.

 

Protesteren heeft geen zin, ze propt die briefjes gewoon in mijn broekzak bij het afscheid nemen.

 

De verkoopster, zo’n beschaafde oudere dame zoals je ze alleen achter de kassa van de Bijenkorf ziet, begint te stralen en enthousiast te knikken. Zij heeft ook zo’n moeder! En dus ook zo’n spaarpotje, vol met tientjes van haar moeder, vertelt ze geestdriftig van herkenning. Voorheen vulde ze het altijd aan met haar eigen kleingeld dat anders maar los in de tas of jaszak bleef zwerven, maar waar krijgt een mens nu nog munten? Het buffertje is tegenwoordig dus wat kleiner maar toch leuk genoeg om iedere zomer in Alicante, haar vaste vakantiebestemming, lekker van uit eten te gaan.

 

Mijn moeder is vijfenzeventig, die van haar al in de negentig. Samen staan we een beetje vertederd te keuvelen over die schatten van moeders die niet alleen ons graag willen verwennen maar ook hun kleinkinderen altijd van alles toestoppen. Mijn moeder leerde dat van haar eigen moeder, die tot aan haar dood bij speciale bezoekjes altijd een serie enveloppen uit haar tas toverde en die met van die pretogen uitdeelde aan mij en mijn broers. De eerste keer dat ik zo’n envelop kreeg met daarin maar liefst honderd gulden zal ik nooit vergeten. Zo’n smak geld, helemaal voor mijzelf! Na heel lang wikken en wegen kocht ik er een tasje van en samen met mijn broers een rubber opblaasboot. De rest van dat magische bedrag zette ik braaf op mijn spaarrekening.

 

Nu mijn oudste twee uit-huis-wonende studenten zijn en moeten leren met geld om te gaan, spreekt hun vader mij weleens streng toe. Van hem mag ik niet stiekem hun gaten dichten. Af en toe op een houtje bijten hoort bij student zijn, vindt hij. Ze moeten leren de tering naar de nering te zetten, al hebben zij geen flauw benul van wat die belegen boomer-uitdrukking betekent (ze kennen sowieso geen spreekwoorden).

 

Ja ja, dat zal allemaal best. Maar als ik zie dat de zolen van zijn sneakers eraf liggen, doe ik het toch, een paar van die briefjes toestoppen, als ik mijn oudste bij de trein afzet. Dat die waarschijnlijk een andere bestemming dan nieuwe schoenen zullen vinden, weet ik ook wel, maar wat kan ’t schelen. Liefde is niet te koop, ook dat weet ik, maar een moeder die van verwennen houdt, is best fijn om te hebben.