Op vakantie naar Salida
Lang geleden was ik op vakantie naar Spanje met een vriend. Dat was in de tijd dat zoiets nog gewoon kon zonder vooraf te testen op griep, of achteraf te testen op SOA’s, en tevens in de tijd dat ik nog vrolijk in een bikini kon rondlopen.
Ja, niet dat dat nu niet meer kan – het is soms best wel warm door de opwarming van de aarde, en alles mag en kan natuurlijk tegenwoordig (en zo niet dan komt er wel een groep vertegenwoordigers die het voor je gaan regelen dat het dan tóch mag, of dat er op zijn minst aandacht voor komt) – maar toentertijd maakte ik mezelf (en ook anderen) nog blij door in bikini te lopen. En dat is nu niet meer het geval.
Ik heb het dus echt over héél lang geleden. Over de tijd dat ik nog nauwelijks andere talen sprak, en ik dat ook helemaal niet nodig vond. Als je er jong en goed uitziet hebben mensen vaak veel meer zin om voor je te rennen (of een poging te doen om je op zijn minst te begrijpen), maar als ik nu in het buitenland ben zal ik de taal moeten spreken om nog iets voor elkaar te krijgen. Moet ik dus zestien keer uitleggen dat ik echt géén bubbels in mijn water wilde, en dan gaat er uiteindelijk iemand zuchtend en mopperend maar een ander flesje voor me halen. Eentje met plat water of bronwater, dat maakt ze niet uit, maar ze vinden het wel reuze irritant.
En het is dus eigenlijk helemaal niet eerlijk, maar als je er goed uitziet dan hoeft dat allemaal niet. Dan gaat iemand glimlachend veertien keer voor je heen en weer lopen, en neemt en passant ook nog iets anders voor je mee wat je dan écht een keer geproefd moet hebben. Lekker hoor.
Maar vanaf het moment dat ik kinderen kreeg, en die platte buik dus verdween, en er hier en daar een rimpel verscheen en het steeds onverstandiger werd om de opkomende grijze haren er maar snel even tussenuit te trekken, moest ik dus zelf weer moeite gaan doen om te krijgen wat ik wilde. En dan is het in het buitenland echt reuze handig als je ook de taal nog een beetje spreekt. Zeker wanneer je in badkleding loopt. Als je de dingen dan met een glimlach heel vriendelijk uitspreekt, wil het ook nog weleens lukken om je zin te krijgen. En al helemaal wanneer men vermoedt dat er een vette fooi in het verschiet ligt.
Voilà, mira aqui de real world waarin tutti zeker en vast niet heel erg ehrlich verloopt. Ita sit (het zij zo).
En toch… later ontdekte ik ook wel de voordelen van je talen een beetje spreken. Niet alleen door het gedonder dat ik bij ‘Ik vertrek’ altijd zag – waar mensen blij naar Roemenië vertrokken zonder ook maar één woord Roemeens te spreken, de gewoontes van het land te kennen, en/of het huis dat ze gekocht hadden te hebben gezien vóórdat ze het geld overmaakten – maar ook door dat vriendje van toen dat dacht dat alle wegen naar Rome zouden leiden. Zelfs in Spanje.
In Spanje stond toen namelijk op de snelwegen nog bij iedere afslag een bord met het woord Salida erop. Waarom? Omdat dat woord ‘uitgang’ betekent. Je wist dus dat je een uitrit of afslag had bereikt.
Maar mijn vriend dacht dus dat alle wegen in Spanje naar de plaats Salida leidden, en wilde daar op een gegeven moment wel een kijkje nemen. Als je altijd dáár uitkwam, moest het wel een interessante stad zijn.
En we hebben daar naderhand natuurlijk smakelijk om gelachen, maar het heeft mij toen wel doen besluiten om me voortaan een beetje te verdiepen in het land waar ik naartoe wil. Dus ik verdiep me nu alvast weer zalig in de landen waar ik hopelijk straks weer een beetje mag gaan en staan, wáár en wanneer ik maar wil.
Ik zeg: party time!
Maar dan wel in badpak.