Mijn dagelijkse uitje in deze corona­dagen is rennen

 

Om 15:00 uur verzamelen vriendin L. en ik voor een fikse zeven kilometer door duin of bos en zwermen onze kinderen er, op coronaveilige afstand, achteraan. Flo blijft thuis. Bij de oppas.

 

Leuker voor haar, rustiger voor mij. Even tijd voor een ononderbroken klets en aandacht voor de andere twee.

 

Als we na een uurtje het parkje voor ons huis oprennen, stiefelt ze naar buiten. K3-jurk aan, roze beenwarmers om haar pootjes die nooit wit lijken te worden, zelfs niet na een lange winter, en mijn oude laptop in haar hand. ‘Hoi mama, had je gerénd?’

 

De buurtbewoners zijn allemaal even naar buiten gekropen voor een hap verse lucht. Een buurman van een paar huizen verderop heeft waarschijnlijk zijn quarantaine gevuld met het opruimen van zijn huis. Of iemand van ons behoefte heeft aan zes jaargangen Donald Duck? We kijken allemaal een tikje ongemakkelijk naar beneden, hopend dat iemand een verrukt ‘ja graag!’ uitroept om de man niet teleur te stellen. Maar onze eerlijke ik geeft ons de opdracht te zeggen dat we allemaal net ook onze huizen hebben uitgemest en het laatste waar we zin in hebben is dat de oude rommel van de buren bij ons wordt gedeponeerd. Ik opper Marktplaats, maar de buurman schudt nee.

 

Ondertussen heeft Flo zich op de stoepkrijtjes van wat buurkinderen gestort. Als de vrouwelijke reïncarnatie van Jackson Pollock stort ze zich op de kleurtjes.

 

De Donald Duck-buurman trekt een wenkbrauw richting haargrens. Welk spelletje zij nou toch speelt? Ik kijk naar mijn meisje, glimlach en zeg dat Flo haar eigen imaginaire spelletjes in haar eigen wereld speelt. De buurman lijkt me een intelligent mens. De optelsom: meisje van twaalf in een K3-jurk dat gehurkt een woest kleurenpalet op de straat tekent is waarschijnlijk net even iets anders dan de rest. Maar rekenen is blijkbaar niet buurmans forte. Dus hij gaat door. ‘Hmm, zeker een beetje te veel verkeerde televisieprogramma’s gekeken.’

 

Ik zie het ongemak bij het kringetje buurtbewoners groeien. Zij weten namelijk wel wat er met Flo aan de hand is. ‘Ze is autistisch en verstandelijk beperkt.’ Het komt er bitser uit dan ik bedoel.

 

Buurman gaat voort: ‘Oh sorry. En woont zij (zijn hoofd beweegt in de richting waar Flo zich bevindt) ook hier op het park?’ Ik knik. ‘Jazeker, meneer.’ Op welk nummer, wil hij weten, alsof het een verhoor betreft. Ik antwoord op welk huisnummer we wonen en voeg eraan toe dat dit al een jaar of negen het geval is.

 

Ik heb ontzettende zin om dit samenzijn af te sluiten met een opspelend kuchje dat ik per ongeluk niet in mijn ellenboog maar in zijn richting nies, maar ik houd me in, tik mijn meisje op haar schouder en wandel naar huis. Daar wacht de thee en de gezelligheid.

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach