Je leven leven als ’t laatste uur?
Het zijn berichten die nederig en dankbaar stemmen. En alert. Het leven is nu, lijken ze te zeggen.
Jarenlang waren het vooral de aankondigingen van de pasgeborenen die ik in de zaterdagkrant uitspelde. Tussen die trotse afzenders zaten altijd een paar bekende namen van mensen met wie ik ooit had gestudeerd, gewerkt of gezoend. Die ik van het schoolplein kende of via de sportclubjes van de kinderen. Met aandacht bestudeerde ik de voornamen van hun borelingen, keek ik naar de gezinssamenstelling. Het was mijn lievelingspagina van de week.
Nu die figuren, net als ik, allang uit de vruchtbare fase zijn gegroeid, heb ik nauwelijks oog meer voor die kolommen waarin ik niemand meer herken. De aandacht is verschoven naar de familieberichten op de allesbehalve feelgoodpagina’s daarnaast, die met de zwartomrande annonces. De namen van de overledenen zijn steeds vaker de ouders van oude bekenden, en helaas ook steeds vaker die oude bekenden zelf. Mannen en vrouwen die een decennium of twee terug nog met vreugde hun baby’s in die krant lieten debuteren. Mannen en vrouwen met wie ik dertig jaar geleden in de collegebanken zat of in de kroeg stond. Met wie ik weleens op een buurtborrel een praatje had gemaakt of in hetzelfde bruidspersoneel had gezeten. Geen goede kennissen of vrienden, maar figuranten uit het leven, wiens dood je dus verneemt uit de krant. Berichten waar je toch van schrikt, die een weekend in je hoofd blijven zoemen. Omdat het mensen zijn die net zo oud zijn als jij, omdat ze vader of moeder zijn van eenzelfde aantal kinderen.
Sommigen worden geëerd met twee volle pagina’s, anderen met een enkele annonce. Ik hoop altijd dat de achterblijvers van die laatste categorie daar niet teleurgesteld over zijn, maar waarschijnlijk staat hun hoofd wel ergens anders naar. Soms wordt de overledene zo gelauwerd door collega’s en werkgevers, dat ik hoop dat er naast die succesvolle carrière in het te korte leven genoeg tijd overbleef voor het gezin en de andere dierbaren.
Ineens zijn ze er niet meer, die passanten uit je leven. Je zult ze feitelijk niet missen, maar de gedachte dat je ze nooit meer tegen kan komen, voelt leeg en kaal.
Die zorgvuldig uitgekozen zinnetjes waar het immense verdriet van de familie en vrienden uitspreekt, roepen het beeld op van de laatste keer dat je hem of haar zag. Toen het onheil misschien al in de sterren stond, maar zich nog op geen enkele manier kenbaar had gemaakt.
Het zijn berichten die nederig en dankbaar stemmen. En alert. Het leven is nu, lijken ze te zeggen. Pak het, en pak vooral elkaar nog eens stevig vast. Het is zo’n Youp van ’t Hek-momentje: leef toch je leven alsof het het allerlaatste uur is. Ik vond dat altijd een stomme tekst trouwens, want wie kan er nou voortdurend op los leven? Voor je het weet, sta je na zo’n kortstondige realisatie je toch gewoon weer druk te maken over de btw-aangifte. Of je dochter uit te foeteren omdat ze stiekem je lievelingsjasje heeft geleend en dat vervolgens op een festival is kwijtgeraakt. Maar toen ik dit weekend weer een krant vol bekende, veel te jonge doden opensloeg, wist ik ineens het antwoord op een vraag die ik me vaker stel. Namelijk deze: Hoe zou het komen dat ouderen zo weinig meer nodig hebben om gelukkig van te worden? Dat komt door die rouwadvertenties natuurlijk. Als de mensen om je heen je een voor een blijven ontvallen, dan weet je wel dat het in het leven uiteindelijk niet gaat om die jasjes, die huizen, die bonussen, die promoties. Het zijn de kussen, de knuffels, de lachsalvo’s die je gelukkig en geliefd maken. Hoe vaker je geconfronteerd wordt met de vergankelijkheid van alles, hoe duidelijker dat besef. Daarom dus lees ik die pagina’s. Ik weet heus wat ik heb, maar het kan nooit kwaad dat extra diep te koesteren.