Wat is Wieke toch verstandig

 

Ik moet mijn één en mijn alles naar de trein brengen op een gruwelijk vroeg tijdstip. Hij moet naar Zwitserland voor een cursus waar hij zelf ook iets moet roepen. Op tijd wakker worden lukt wel als je veel piepende deuren in huis hebt. Niet te geloven hoe vaak hij bonkend heen en weer loopt tussen badkamer, slaapkamer, gang, zijn werkkamer beneden en de trap. Niets gaat zachtjes. 

 

Ik zit dus keurig op tijd klaar, met de dauw nog op mijn ogen. De poster, nodig bij zijn aanstaande praatje, staat klaar in een onhandig lange kartonnen koker, die niet in de koffer past. Hij moet vijf keer overstappen. We gaan. Hij heeft alles, zegt hij. Het is een donkere, mistige ochtend en het vriest licht. De autoruiten zijn bevroren. ‘Wáár ligt je krabber?’ ‘Weet ik veel, die auto wordt zo vaak geleend door de kinderen, dan verdwijnt er veel.’ Naar binnen, water halen. Man krabt de ruit schoon met een houten spatel. ‘Zet die ruitenwissers uit!’, roept hij bozig. Hallo! Zal ik zeggen: ga lekker lopen? Nee, zwijgen is goud. Was dat maar waar, dan zei ik nooit meer wat en was ik stinkend rijk.  

 

We rijden onze straat uit. Ik stel nog even een overbodige vraag: ‘Heb je een kaartje voor het traject Mook/Venlo, of is het een all-in papier?’ Hij rommelt in zijn schoudertasje. ‘Ik weet toch voor 100% zeker dat ik het hierin had gestopt!’ nijdast hij. Ik zeg niks. ‘Omdraaien dan maar?’ Ja, dat moet. ‘Rijd niet zo hard, het is hartstikke glad!’, moppert hij.  Toch zeggen, van dat ‘ga lekker lopen’?  Ach nee. Anders halen we die veertig jaar volgend jaar niet. Het voor 100% met stellige zekerheid in het tasje gestopte papier ligt nog op zijn bureau. 

 

‘Jij mag me wel op je blote knieën bedanken!’ Dat zeg ik dan weer wel. We zijn net op tijd voor de trein, die er in de verte aankomt. Een snelle zoen. Daar gaat hij, met koker en koffer. Ik rijd naar huis en een weldadige rust daalt op mij neer. Koffie, kranten lezen en voor me liggen vijf manloze dagen. ’s Avonds belt hij uit Zwitserland. Veilig aangekomen. Alleen die kartonnen koker ligt ergens in één van de vijf treinen. Het komt wel goed met die poster, want hij laat hem in het congrescentrum opnieuw afdrukken. Wat had het een stress en een gesleep gescheeld als hij had geregeld dat het daar kon? Je zou hem toch een hulphond meegeven? 

 

 

Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.