Ik ben ingeënt, en hoe!
Als ik had kunnen kiezen… Maar dat kon ik niet…
Yes! Op 10 april valt ie in de brievenbus: de uitnodiging voor de eerste inenting. Alleen een beetje jammer dat het, precies waar ik al bang voor was, AstraZeneca is geworden waar ik Pfizer had gekozen als ik zelf voor het zeggen had gehad. Het festijn gaat in een kerk plaatsvinden, dus wellicht rust hier toch nog een zegen op, denk ik als ik er afgelopen woensdag onderweg naartoe ben – want een beetje spannend vind ik het wel. ‘Nergens voor nodig,’ zegt een man die voor mij aan de beurt is en een preek staat te houden over het verschil tussen katholieke kerken en hoe lelijk een gereformeerde als deze vergeleken daarmee is. ‘Zo gepiept, je voelt er niets van en de kans dat je eraan overlijdt is één op het miljoen of daaromtrent, so who cares.’
En hij heeft gelijk over zo gepiept en niks van te voelen. Als de mevrouw die me geprikt heeft een pleister op mijn arm wil plakken kan ze niet eens vinden waar ze die zou moeten plakken, zo gaaf en niks van te zien heeft ze haar werk gedaan. Kwartiertje wachten is verplicht. Voor als er een allergische reactie optreedt in welk geval er een dokter – mijn eigen dokter notabene – in de kerk aanwezig is om eerste hulp te verlenen. Gelukkig nergens last van en kiplekker. Ook op de fiets terug naar huis, tijdens mijn stop bij de Franse bakker en het uitgebreide ontbijt nadien.
Maar na het ontbijt krijg ik het koud. Niet een beetje, maar héél koud. ‘Even liggen’, vindt mijn man – en ik ook. Even liggen, heel even slapen. Goed plan, want rond de lunch word ik wakker als herboren en is er geen vuiltje meer aan de lucht, hetgeen zo blijft tot na het diner. Dan gaat het fout. Heel erg koud komt nu met heftig klappertanden, rillen en trillen, als een junk die cold turkey gaat. Mijn haar doet pijn, mijn oren, mijn keel, mijn huid, mijn spieren. Ik ben zelfs te beroerd om te kunnen slapen. Tegen elven slaat de gevoelstemperatuur om en krijg ik het heel warm. Gloeiendheet zeg maar, en dan val ik eindelijk in slaap.
Om zes uur word ik wakker. Niet meer warm, niet meer koud, maar met een snerpende koppijn. Paracetamol helpt, zij het een beetje. ‘Troep,’ zeg ik tegen mijn man, ‘zit er in zo’n vaccin.’ Tegen de middag van dag twee na de inenting krijg ik een pushbericht van de Volkskrant dat Duitse wetenschappers hebben ontdekt dat het AstraZeneca-vaccin minuscule restjes bevat van wel duizend stoffen die daar helemaal niet horen en dat die mogelijk de oorzaak zijn van de bijwerkingen. En nu maar hopen dat ze die er allemaal uitgefilterd hebben tegen de tijd dat ik voor de tweede prik naar de kerk moet.