Iggy en Elsa
De jongste dochter van May vindt het niet meer vanzelfsprekend om in het openbaar met een pop te lopen. ‘De mensen, mama, de mensen mogen haar niet zien.’
Als ik voor mijn werk op reis ga, krijg ik honderd kussen en een duidelijke boodschap mee. Kleren zijn geen cadeautjes. Ze herhalen het zo lang zodat het als een mantra door mijn hoofd zoemt. Meestal biedt de Disney-store in een van de modesteden soelaas. Uren heb ik er doorgebracht. Rapunzel-jurken voor me houdend, badpoppen bewonderend, pyjama’s betastend.
Een jaar of drie geleden kocht ik in de hausse van de hype drie Frozen-poppen. Twee prinses Elsa’s, een prinses Anna. De poppen waren zacht, slap, lang en beeldschoon. De ideale duim-gear voor kleine Igoné en bovendien commando slaap. Geef ons meisje haar Elsa-pop en drie minuten later is ze vertrokken.
Flo annexeerde prinses Anna. Die ligt op haar speelgoedberg waarvan wij de opstelling niet begrijpen, maar die zij met minutieuze precisie heeft samengesteld. Belize bevond zich ineens in het post-poppentijdperk en stond die van haar af aan de kleine Igoné.
De twee poppen, haar ‘Elsies’ genaamd gingen mee naar het strand van Wijk aan Zee, naar mijn ouders in Sibculo, naar Artis. De arme dames raakten versleten van al het gereis en geduim. Hun kleren zo versleten dat ze naakt door het leven gingen. De bloemen verdwenen uit hun haar en de blosjes raakten verbleekt.
Toen geliefde en ik deze zomer in New York waren, leek een verse Elsa ons een perfect cadeau. Met blos, bloem en kleer. Kon ze van die andere twee misschien voorzichtig afscheid nemen, want ze werd al groot dus een pop was wel genoeg. Geen sprake van. In plaats van twee liep ons meisje met drie poppen rond.
Tot deze herfstvakantie. Als geliefde ons afzet op vliegveld Eindhoven (hij moest langer in Nederland blijven vanwege werk) heeft ze haar pop achtergelaten in de auto. Of ik hem moet halen? Ze schudt nee. Echt niet, mama. Waarom niet, wil ik weten. De mensen, mama, de mensen. Die mogen haar niet zien. Geliefde en ik kijken elkaar drie seconden aan. Dan keert hij zich om. Op weg naar de auto. Op weg naar Elsa. Iggy zonder Elsa. Dat is onmogelijk.
Als hij terugkomt, glimt ze. Maar Elsa moet wel in de koffer. In ons vakantiehuisje waant ze zich veilig en is Elsa gelukkig weer een van ons. De avond dat ze haar kwijt is, zoeken we allemaal de olijfboomgaard door. Onze telefoons fungeren als zaklamp. We kammen het terrein af, maar Elsa blijft weg. Nog één keer kijk ik bij de hangmat. Ook achter de steen. Ik heb zelden iemand blijer zien kijken dan wanneer ik, met Elsa, het huisje binnenstap.
Straks heb ik geen kleintje meer. Of is dat moment nu al aangebroken?
Op de terugweg gebeurt het weer. Elsa mag niet op schoot. Ik dring aan. Het is half acht ’s avonds, we gaan twee uur vliegen. Je bent pas vijf jaar. Neem je pop en val in slaap. Elsa mag op schoot. Vooruit. Maar geduimd en geknuffeld wordt er niet.
Op vliegveld Eindhoven moet Elsa meteen in de koffer. De mensen, mama, de mensen. Ik zie mijn kleinste meisje. Haar benen lijken in een week drie centimeter gegroeid. Minstens. Ze kijkt wijs. Straks heb ik geen kleintje meer. Of is dat moment nu al aangebroken?
In de auto terug valt ze in slaap. Op mijn schoot, gelukkig. Dat dan nog wel. Ik til haar in ons grote bed. Sokjes uit, elastiekje los. Wat wordt ze lang.
’s Nachts stampt iemand zachtjes naast mijn bed. Als Iggy echt verdrietig is stampt ze. Net zo lang tot er iets gebeurt. Ik open een oog. Zie tranen. Heel veel. ‘Ik mis mijn Elsies, mama, ik kan echt niet slapen.’ Ik ben te moe om mee te zoeken. De groeten. Jij wilde die Elsa in de koffer. Morgen ben je de eerste. Iggy draait zich om en komt met de versleten dames terug. ‘Kijk mama, gevonden in mijn bedje.’ Nu is ze weer groot en trots. Of ze tussen ons in mag liggen. Ze kroelt haar ranke lijfje als een katje om haar poppen heen. Duimpje erin, en slapen. Ik zucht. De nacht is van ons. En deze heerlijke, kleine dame. Groot, blijf jij nog maar even uit de buurt. Anders stuur ik de Elsies op je af.