Iedereen is van de wereld
“Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen.”
Dat nummer klinkt keihard over straat bij de bouwvakkers die bij onze buren een aanbouw aan het huis plakken. Ik woon in een buurtje waar niemand ook maar iets te klagen heeft, maar we zijn evengoed allemaal bezig met uitbouwen, opbouwen of inbouwen. Wij zelf ook hoor. En ik word me daar steeds meer van bewust.
“Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen.”
De bouwvakkers zingen het luidkeels mee, maar ik vraag me af of zij het ook echt zo voelen, dat de wereld van iedereen is. Als ik hoor hoe hard die radio daar elke dag staat, dan weet ik alleen maar dat ik me als schrijver daardoor heel slecht kan concentreren, maar dat ze daar nul rekening mee houden. En dus wil ik helemáál niet weten hoe het voor de arts naast ons moet voelen als hij net een nachtdienst heeft gehad en nu wat probeert bij te slapen na een onverwachte spoedoperatie, een breuk en een sterfgeval.
“Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen.”
De bouwvakker die het hardst meezingt heeft ook zijn busje midden op de stoep geparkeerd, zodat hij niet zo ver hoeft te lopen als hij gereedschap nodig heeft. De vrijwilligers van het bejaardenhuis kunnen er nu dus niet meer langs als ze een ommetje gaan maken met wat dames en heren in rolstoelen. Zeker nu de meneer van PostNL ook nog even zijn bus midden op de weg heeft stilgezet om iets te kunnen bezorgen.
“Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen.”
O, die bezorger moet bij mij zijn! Het is een pakketje voor mijn dochter, die we maar in huis genomen hebben nu er geen woningen meer zijn. Het is boek nummer acht, van de veertien boeken die ze in één keer heeft besteld voor haar werk. Ze worden zo’n beetje alle veertien los van elkaar bezorgd, omdat ze uit verschillende delen van het land moeten komen. Maar de boekhandel kon ze niet bestellen, omdat een deel ervan uit het buitenland moest komen en zij helaas ook geen wetenschappelijke boeken verkochten. Jammer. Veertien keer dus een draaiende bus voor de deur, die de weg verspert en die veertien keer heen en weer rijdt en dus stikstof verspreidt. Als je erover nadenkt, is het toch niet zo fijn dat wij dit allemaal in werking hebben gezet.
“Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen.”
Behalve dan in Oekraïne, waar een Russische meneer vindt dat de wereld van hem is. Van hém, en van hem alléén. En ik probeer me voor te stellen hoe het moet zijn als je net al je bestelde boeken binnen hebt, en je aanbouw en je opbouw zijn af, en je denkt eindelijk lekker te kunnen gaan genieten.
En dat er dan ineens allemaal mensen moordend en verkrachtend door de straten trekken, en dat ze dan moedwillig je huis platgooien, en het bejaardenhuis, het ziekenhuis en de school ook maar. En dat je dan alles moet achterlaten en moet vluchten. Soms ook nog naar een plek waar niemand op je zit te wachten, omdat ze bang zijn dat je overlast gaat veroorzaken. En overlast is een woord dat je niet goed kent, want je spreekt de taal niet van die aardige mensen die je zojuist een krentenbol hebben aangereikt.
En je wil alleen nog maar huilen na de barre reis die je net gemaakt hebt. Maar de tranen komen niet meer. Je wil eigenlijk zo snel mogelijk weer terug naar dáár waar je je ooit groen en geel ergerde aan de radio van de bouwvakkers bij je buren. Waar je je stoorde aan de bezorger van de boeken die je zelf lekker vanuit je luie stoel bestelde, omdat de boekhandel ze niet kon leveren.
“Iedereen is van de wereld”, hoor je dan uit een radio komen, in de sporthal waar je wordt opgevangen.
En je weet niet wat dat betekent, maar je voelt het wel zo!