Hoe zoiets kleins zo groots kan zijn

 

 

Ik vertelde onlangs over die ene foute cel die bij mij uitgroeide tot een levensbedreigende ziekte

 

 

Hoe zoiets kleins zo groots kan zijn. Ik vertelde onlangs over die ene foute cel die bij mij uitgroeide tot een levensbedreigende ziekte. Zo’n piepklein rotcelletje dat uitgroeit tot een tumor, en dan alles, maar dan ook alles, op zijn kop zet. Mijn leven, mijn agenda, mijn werk, mijn relatie, mijn toekomst, mijn vertrouwen, álles.

 

Ik vertelde toen dat ik zat te wachten op de oproep voor een tweede operatie. Ik was niet schoon genoeg na de eerste, dus er moest nog een extra schilletje uit mijn borst gesneden worden, om daarna te kunnen starten met de bestraling.

 

Maar ik had wéér pech. Voor de zekerheid was al een groter deel van mijn borst verwijderd, maar het mocht helaas niet baten. Ook na de tweede ingreep zaten er nog steeds overal foute cellen. Cellen waarin ik letterlijk en figuurlijk nu gevangen zit. Waardoor ik soms geen uitweg meer zie, en die me beperken in mijn lichamelijke en geestelijke krachten.

 

Ik wacht dus nu op een derde operatie, en mag me volgende week melden voor een amputatie. Waar we begonnen met ‘onschuldige spettertjes, die hoogstwaarschijnlijk nooit zullen uitgroeien tot kanker’ zijn we nu beland in de fase van ‘we durven niets meer te voorspellen, want we kunnen het bij u gewoon niet zien op de beelden en/of inschatten’.

 

Hoe zoiets kleins zoiets groots kan worden.

Maar laat ik beginnen met vertellen dat ik een uitzondering ben. Zit je nu met DCIS in je lijf, dat laaggradig wordt ingeschat, blijf dan vooral ademhalen. Ik ben de uitzondering, dus laat mijn geval van de daarnaast gemiste LCIS en een invasieve tumor je vooral niet verontrusten. Blijf vertrouwen houden in je artsen, want meestal gaat het precies zoals voorspeld wordt. Er is zoveel kennis op het gebied van borstkanker opgedaan dat het in de meeste gevallen gewoon helemaal goedkomt. Houd dat vast!

 

Ik heb nu zelf ook een totaal nieuw team om me heen waarin ik veel vertrouwen heb. Ik moet wel. Anders ben ik op voorhand al verloren en dat wil ik niet. Maar ik moet je eerlijk bekennen dat het me de ene dag beter lukt dan de andere. Ik ben moe van die twee keer narcose, terwijl ik zit te wachten op de derde keer. Ik kan me niet goed bewegen, omdat mijn wonden groot zijn, en ik ben geestelijk de ene dag sterk en de andere dag een wrak. Dan worden in mijn hoofd al die kleine celletjes die er nu nog zitten ineens heel groot. En dan raak ik volledig in paniek, terwijl ik eigenlijk te moe ben om dat te kunnen mannen. Dus dan ga ik maar een stukje lopen. Manmoedig trek ik dan mijn wandelschoenen aan.

 

MANmoedig??? VROUWmoedig!!!

Ik trek mijn schoenen aan waarmee ik het Pieterpad zou gaan lopen zodra mijn man klaar zou zijn met revalideren na zijn motorongeluk. En ja… hij kan inmiddels weer lopen! Hij kan zelfs twee seconden op één been staan! Beetje jammer dat vervolgens zijn vrouw omviel en dat dat Pieterpad opnieuw geschrapt is. Maar tóch trek ik dapper mijn Pieterpadschoenen aan en ga naar buiten. Ik loop dan een rondje door mijn wijkje en zie gelukkig nu niet alle bladeren van de bomen waaien, maar krokusjes opkomen. Het is lente, mensen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen! Ik beleef deze ellende in een mooie tijd. Ik zie pulletjes geboren worden en de tulpen hun kopjes boven de grond duwen. Ik zie alles wat klein is nu groot worden. Letterlijk en figuurlijk.

 

En zo ook van de week. Ik was nogal triest en ook het zonnetje en de pulletjes kregen me niet uit mijn dipje. Ik slenterde, in plaats fier te stappen, omdat ik nogal wat zenuwpijnen beleef. Maar ook omdat ik me zorgen maak om de operatie van volgende week, en de uitslag die daarna weer komt.  

 

Ik passeerde mensen, zonder ze dit keer te groeten. Ik kón het gewoon niet.

En toen was daar een piepklein meisje van een jaar of drie, vier. Ze liep met haar vriendje langs de heg. Ze sleepte met haar ene hand over de heg heen en in haar andere hand droeg ze een afgeplukt voorjaarsbloemetje. Ze keek op, stopte voor mijn neus, zette haar beentjes iets uit elkaar en haar handje in haar zij, en vervolgens keek ze me doordringend aan en reikte het bloemetje naar omhoog.

 

‘Deze is voor jou’, zei ze toen.

 

Pffff….

 

Hoe zoiets kleins zo groot(s) kan zijn. De tranen lopen weer over mijn wangen als ik aan haar terugdenk.

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke