Het kibbel-
huwelijk

 

Zo kun je dus ook getrouwd zijn (en blijven)

 

 

‘Ga ‘ns opzij. Waarom sta je toch altijd waar ik moet zijn?’

 

‘Waarom moet jíj altijd zijn waar ik sta?’

 

Dat zijn mijn ouders, in de keuken, terwijl ze hapjes klaarmaken voor ons, hun drie volwassen kinderen. Ze hebben geen ruzie, mijn ouders, het is hun manier om met elkaar te praten. Toen ik kind was, vond ik het heel gewoon dat ze zo met elkaar omgingen. Je vindt als kind alles gewoon wat je ouders doen. Pas toen ik ouder werd – en bij vriendinnetjes thuis kwam en merkte dat hun ouders heel anders met elkaar omgingen – begon ik mij ervoor te schamen. ‘Zou je niet eens een keer afstoffen?’, zei mijn vader tegen mijn moeder waar een vriendinnetje bij was. ‘Daar ben ik niet voor aangenomen’, zei mijn moeder. Ik sleurde mijn vriendin mee naar mijn kamer. ‘Gaan ze scheiden?’, vroeg ze, toen we boven waren. Dat was exact waar ik ook bang voor was. Er werd nogal wat gescheiden om ons heen. ‘Hoe kom je dààr nou bij?’, zei mijn moeder verbaasd toen ik het aan haar vroeg. ‘Omdat jullie altijd ruzie hebben’, zei ik. ‘Ruzie? Wij?’, zei ze.

 

Oké, niet scheiden dus. Maar ik bleef het vervelend vinden als mijn vader dingen zei als: ‘Je kan zelfs niet koken!’ Of als mijn moeder in gezelschap zei: ‘Hè ja, neem vooral nog een biertje, er kan nog best nog wat bij in die buik van je.’ Zelf zou ik het nog geen week uithouden in zo’n sfeer, maar mijn ouders zijn nu al bijna vijfenveertig jaar samen. Vijfenveertig jaar dagelijks gekibbel, je moet er toch niet aan denken. En begrijpen doe ik het al helemaal niet. Toen mijn moeder een keer veel later thuis kwam van boodschappen doen dan normaal – ze was een vriendin van vroeger tegengekomen en ze waren samen koffie gaan drinken – belde mijn vader de politie en alle ziekenhuizen in de omgeving. Maar toen ze dan eindelijk thuis kwam was het enige dat hij zei: ’Zo, was je vergeten waar je woont?’

 

Ik weet zeker dat ze zich niet ongelukkig voelen, in dat rare bekvechterige huwelijk van ze. Misschien is het een gewoonte geworden zonder dat ze het merkten. En één ding weet ik zeker, ze zullen ermee doorgaan tot één van beiden dood is. Toen mijn vader een paar maanden geleden, vlak voor de verjaardag van mijn moeder, na een hartaanval in het ziekenhuis terecht kwam, en mam en ik naast het bed stonden waarin hij omringd door apparaten en slangetjes erg ziek lag te zijn, zei ze: ‘Ik had kunnen weten dat je mijn verjaardag zou verpesten!’ En papa, die nauwelijks praten kon, zei tevreden: ‘Ja, daar heb ik nou àlles voor over!’

 

 

Door Sophie Lunet