‘Haar moeder is ook mijn moeder en zij is mijn zus’
‘Nee mam,’ hoorde ik haar zeggen, ‘dat gaan we zo niet doen.’ We? Wie was we?
‘Nee mam,’ hoorde ik haar zeggen, ‘dat gaan we zo niet doen. Kom eens even hier. Het is beter dat ik dat doe, denk je niet? Ziezo, dat is beter.’
Haar moeder is ook mijn moeder en zij is mijn zus. Onze moeder is oud, bijna vijfennegentig. Soms is ze wat vergeetachtig en haar motoriek is niet meer wat die was.
Maar ze leest nog alle kranten, kijkt alle journaals, kookt meestal nog haar eigen potje en woont nog in haar appartementje. Op zichzelf met weliswaar wat hulp in de huishouding en steun van ons, maar toch. Ze is supergoed bij, staat nog met beide benen in het leven en is voor mij nog steeds dezelfde lieve en wijze moeder als altijd.
Het stoort me als mijn zus haar behandelt alsof ze een kind is, alsof ze hulpbehoevend is en niet helemaal goed bij haar hoofd. Daar heb ik al eens woorden met haar over gehad. Ze vindt dat ik zwaar overdrijf en problemen maak die er niet zijn. Mijn zus kan superheftig worden als ze zich aangevallen voelt. We weten allemaal dat je dan heel voorzichtig met haar om moet springen omdat de situatie snel escaleert. Dat deed ik uiteindelijk ook. Ik bond maar weer in. Alles voor de lieve vrede.
Laatst liet mam zich ontvallen dat ze ‘een beetje moe’ wordt van mijn zus. ‘Afijn, je kent haar wel.’ Ze wilde er verder niet al te veel over zeggen. ‘Je zus is ook mijn kind, dus laten wij het er maar bij laten.’ Totdat ik mijn zus hoorde zeggen dat ‘we dat zo niet gaan doen’. We? Het betuttelende, denigrerende toontje dat ze aansloeg schoot zo verkeerd bij me, dat ik zonder nadenken tegen haar uitviel. Ik zei dat ze eens moest ophouden om mam als een seniel kind toe te spreken en dat ze wel op leeftijd maar niet achterlijk is. Precies zoals te verwachten viel reageerde ze gepikeerd dat zij toevallig wel net iets vaker voor mamma klaarstaat dan ik en dat ik het maar in mijn eentje moest doen als zij niet goed genoeg was.
Mam zat in haar stoel en hoorde haar aan. Haar handen in haar schoot gevouwen, haar gezicht ernstig. Ze schraapte een paar keer haar keel voordat ze begon te spreken. Ze sprak tegen mijn zus. Zei dat het haar verdriet deed om het te moeten zeggen en dat ze overtuigd is van haar goede bedoelingen, maar dat ze het inderdaad heel erg vervelend vindt om zo toegesproken te worden. ‘Je zus ziet het echt wel goed,’ zei mam. ‘Ik weet dat je niet tegen kritiek kunt. Toch zou ik het heel prettig vinden als je, voordat het te laat is en ik er niet meer ben, eens na wilt denken over wat we net zeiden in plaats van beledigd weg te lopen zoals je meestal doet als het je niet aanstaat.’
Als mijn zus al niet totaal verbijsterd was, dan was ik het wel. Wat hier gebeurde was nog nooit eerder gebeurd. De impact was zo groot dat mijn zus voor het eerst geen tekst had. Ze stond daar maar. Armen slap langs haar lijf, hoofd wat gebogen, mond een beetje open.
‘Denk er maar eerst even over na,’ zei mam. ‘Ik ben toe aan mijn middagslaapje. Dat schijnt zo te zijn bij mensen van mijn leeftijd.’ Het zou wel goedkomen, zei ze. Of het dat deed? Ik heb mijn zus daarna in ieder geval nooit meer op dat rare toontje kunnen betrappen en dat verdient een compliment.’
Anja’s naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.