Marja stak per ongeluk de kerstboom van de buren in de fik. Hoe roken haar leven en dat van de buren verwoestte.
‘Mijn allereerste sigaret? Dat is alweer bijna dertig jaar geleden. Ik was dertien. Ja, ik weet het, heel jong. Een vriendin van mij rookte al een jaartje en ik vond het reuze interessant. Toen we een middag na school in het winkelcentrum waren hebben we ons verstopt in een smalle, donkere steeg. Daar nam ik mijn eerste trekje. Jarenlang vond ik het stoer. Vrienden en vriendinnen van me rookten ook. Elke dag na school stonden we dan met ons clubje bij onze scooters samen een pakje weg te paffen. Mijn ouders mochten er alleen nooit achter komen. Dat kwamen ze natuurlijk wel. Ik heb me die avond toch een goed pak slaag gekregen van mijn vader. Maar het hielp niets. Ik was verslaafd.’
‘Toen ik mijn huidige man ontmoette moest ik eigenlijk wel stoppen. Hij vertelde me dat hij er wel klaar mee was dat hij elke keer als hij mij zoende een asbak aan het schoonlikken was. Bah. Dat vond ik zo’n naar idee dat ik deed wat hij vroeg. Maar een stiekeme sigaret hier en daar kan ik nog steeds niet laten. Vooral als ik veel stress heb, of een glaasje teveel op heb. Dit vindt mijn man zo onaantrekkelijk dat hij me tijdens een avondje uit met vrienden heeft verteld dat als ik nog een keer rookte hij voorgoed bij me weg zou gaan. Hij was klaar met mijn vieze gedrag. Ik snap het ook wel, ik vind het zelf ook stinken. Maar ik kan het gewoon niet laten.’
‘Jaren was ik goed bezig. Bijna geen sigaret opgestoken en ik was zo trots op mezelf. Totdat ik erachter kwam dat mijn zoon Ben hevig gepest werd op de middelbare school. Waar hij vroeger altijd veel vrienden had gehad, was hij nu alleen. Er werd kauwgum in zijn haar geplakt en zijn tas gooiden zijn medescholieren in de lift zodat hij trap op en af moest om zijn rugzak terug te vinden. Ik hoorde dit allemaal van zijn mentor op school. De tranen liepen over mijn wangen. Hoe kon het dat ik niks in de gaten had gehad? Nooit was het me opgevallen dat hij geen vrienden gemaakt had of zo getreiterd werd op school. Het schuldgevoel vrat aan me. Huilend heeft hij me die avond alles opgebiecht. Dat hij zo eenzaam was. Zich schaamde. Niet aan ons wilde laten merken dat hij het zo rot had op school. Ik moest mezelf inhouden om niet met hem mee te huilen. Ik snapte gewoon niet hoe al die kinderen zo’n lieve jongen dit aan konden doen.’
‘Een paar dagen later hadden we een kerstdiner bij onze buren. Zij hebben een zoon die twee jaar ouder is dan mijn Ben. In tegenstelling tot mijn kereltje was hij groot, gespierd, stoer, en reuze populair. Meisjes stonden in de rij om met hem te zijn. Jongens wilden hem zijn. Hij was de hunk van de klas. Door hem naast mijn kleine Ben te zien zag ik wat die andere kinderen zagen. Mijn jongen was nog echt een knulletje. Niet een stoere gozer waar iedereen naar opkeek. Dit deed me zoveel pijn dat ik zei dat ik wat frisse lucht nodig had. Eenmaal buiten stak ik een sigaret op naast de grote kerstboom die hun tuin versierde. Het deed me goed om even rustig buiten te staan. Maar toen ik dacht mijn man aan te horen komen gooide ik de sigaret op de grond en liep snel weg. Ik ging een rondje door de buurt lopen. Maar toen ik terugkwam was iedereen in rep en roer.’
‘Er was brand! Brand bij de buren! Ik rende snel naar het huis en zag mijn man, Ben, de buurjongen, buurman en -vrouw bij elkaar staan, geschrokken, met grote ogen, stinkende kleding, en trillende handen. Vlak nadat ik weg was gegaan hadden ze het gezien: grote vlammen die vanuit de tuin uitsloegen richting bijkeuken. Snel waren ze naar buiten gerend want het was wel duidelijk dat deze brand zo groot was dat ze hem zelf niet konden blussen. De brandweer kwam, maar een groot deel van het huis was al aangetast door het vuur en de rook. Hoe had dit in hemelsnaam kunnen gebeuren? Ik voelde het branden in mijn buik. Was mijn sigaret de boosdoener geweest? Misschien had die de grote kerstboom die buiten stond wel in de vlammen gezet. Door de paniek werd ik duizelig en zag alles zwart. Ik moest even zitten. Dit kon toch niet waar zijn?’
‘De brandweer is er nooit achter gekomen wat de brand heeft veroorzaakt. En mijn buren zitten nog steeds in financiële problemen omdat het huis weer opgeknapt moest worden maar hun verzekering niet alles dekte. Ik kan het schuldgevoel niet meer loslaten. Elke keer als ik ze zie schrik ik weer. Als ze aanbellen om iets te vragen ben ik bang dat de brandweer er toch achter is gekomen dat mijn sigaret de boosdoener was. Ik durf het tegen niemand te vertellen. Ben ik nou echt degene die hun leven verwoest heeft?
Marja naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
Leestip
Heb jij de verwarming al aangehad?
Heb jij de verwarming al aangehad?
Nee, ik doe een trui aan 36%, 153 votes
153 votes36%
153 votes
Ik doe uiteraard een trui aan, maar als het met trui te koud is gaat alsnog de verwarming aan.*32%, 136 votes