Een glaasje kan toch wel?
Wat is het toch wonderlijk dat je fysiek ongemak, of zelfs pijn, zo anders kunt ervaren als je de achterliggende oorzaak kent.
Spierpijn, twee dagen na een iets te fanatieke work-out, is haast een bevredigende sensatie. Maar dezelfde stijve kramp in je ledematen, veroorzaakt door griep, is verschrikkelijk ellendig. De hartkloppingen na een ritje in de achtbaan worden als prettig ervaren, terwijl zo’n adrenaline-shot opgewekt door een verkeersongeluk een afschuwelijke ervaring is.
Op een vergelijkbare manier keek ik vaak naar de hoofdpijn van een kater. Het gevoel alsof iemand een kleerhanger via mijn ene oor naar het andere had willen duwen, had ik doodeng gevonden als ik niet had geweten dat het de bijwerking was van die verrukkelijke fles Verdejo. Was ik na een gewone doordeweekse avond met thee op de bank de volgende ochtend met dat gevoel wakker geworden, dan had ik vast en zeker gegoogeld op de symptomen van een herseninfarct. Blijkbaar vond ik de lichamelijke ongemakken van alcohol normaal, of in ieder geval acceptabel.
Vooral sinds ik de vijftig was gepasseerd, sliep ik steeds slechter. Ook als ik geen wijn had gedronken, kon ik ervan uitgaan dat ik meer lag te woelen dan te dromen. In ieder ander geval was ik met deze hoofdpijn of slapeloosheid zeker naar de dokter gegaan om te checken of me iets mankeerde. Maar ik ging niet. Want ik wist heus wat de boosdoener was. Tijdens droge januari-maanden of detoxprogramma’s proefde ik de voordelen van het alcoholvrije leven. Maar zodra die periodes afgesloten waren, ging ik toch weer voor de bijl en normaliseerde ik de minpunten van ‘die paar glaasjes’.
Tot mijn echtgenoot de kurk op de fles duwde. Hij was eerder van de blauwe knoop geweest, maar na af en toe weer eens een drankje meedoen, toch eenzelfde gezelligheidsdrinker geworden als ik en onze vrienden. Toen hij besloot weer terug te keren naar een fit en helder leven, dacht ik: ja, ik doe mee, in ieder geval tot en met de zomer. Ik ben nu vier maanden verder. Iedere avond en iedere ochtend ben ik blij met die keuze. Ik voel me fitter, scherper en sterker. Ik word maar één keer wakker in de nacht en val dan onmiddellijk weer in slaap. Na een etentje met vrienden sta ik fris en fruitig om zeven uur op. Soms vroeg ik me na zo’n avond wel eens af waar we het die laatste uren nou precies over hadden gehad. Nu kan ik onze gesprekken minutieus navertellen.
Hier eindigt de lofzang. Want ik vind het wel dodelijk saai af en toe. Als ik langs een terras loop en een parelend glas Aperol Spritz zie, ga ik watertanden. Als mijn kinderen op vakantie met een borrelplank en een fles Rioja aan komen zetten, ga ik twijfelen. Dan hoor ik dat stemmetje dat zegt: één glaasje, dat kan toch wel? Maar ik doe het niet. Want van dat ene glas komt toch dat tweede en ook vast een derde. En daar, aan dat glas, hangt die kleerhanger dan te bungelen.
Nul-punt-nul-drankjes, hoe creatief samengesteld ook, vind ik niks. Zonde van de calorieën. Want behalve de smaak vond ik juist dat roesje van zo’n eerste glas wijn nou juist ook zo lekker. Om bij mijn voornemen te blijven, probeer ik die gedachte nu dus om te draaien, net als met de beleving van spierpijn. Want als ik ietwat licht in mijn hoofd zou worden na een cola zero, zou ik me rot schrikken en er geen slok meer van nemen, uit angst dat iemand drugs door mijn glas had geroerd. Het is maar hoe je het bekijkt, alles zit in je hoofd.