Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Zijn loopje valt me eerder op dan dat ik hem zie, want dat loopje herken ik uit duizenden. En dan zie ik haar en weet ik meteen dat zij het is. Ik kijk weg. Zoals kinderen dat ook doen als ze onzichtbaar willen zijn. Ze passeren de etalage van de lingeriewinkel aan de overkant. Ik zie dat hij weifelt – omdat ik elke beweging van hem ken, weet ik dat hij weifelt; een fractie van een seconde dat ene been dat vertraagt en die ene arm die net iets te lang naar achteren blijft wijzen. Maar hij laat zich niet kennen, dat weet ik ook. Dat hij zich nooit laat kennen. Dus pakt hij haar hand en neemt hij haar mee naar de overkant van de straat – naar mij. Het bloed stijgt naar mijn hoofd en mijn hart slaat slagen over. Ik proef de paniek achter in mijn keel.

 

En dan staan ze voor me en groet hij me – iets te overdreven – alsof hij me in geen jaren heeft gezien en weet ik dat hij net zomin op zijn gemak is als ik. Wat een toeval is dit, zegt hij onnozel. En dan dat hij ons nu meteen even aan elkaar voor kan stellen. Hij zegt het plompverloren en alsof ik hoognodig kennis moet maken met mijn nieuwe beste vriendin. Zij lacht haar hagelwitte, kaarsrechte, jaloersmakende tanden voor me bloot en steekt haar hand naar me uit. En dan vaart er iets me dat me een gevoel van verhevenheid boven hem en haar en deze poppenkast geeft. Ik kijk naar haar hand, vastbesloten om die straal te negeren. Dan wend ik me van haar af en kijk ik hem recht in zijn schijnheilige smoel en hoor ik mezelf zeggen dat ik hier niet op zit te wachten, op deze kennismaking. Ik mompel er nog iets achteraan, iets van dat ik hoop dat hij zich dat kan voorstellen.

 

Hij knippert met zijn ogen. Uit het veld geslagen, van zijn stuk gebracht. Mompelt zowaar iets van een ‘ja’ terug en dan loop ik weg – trillend van verontwaardiging, van overmoed en van pijn. Heel even draai ik me nog een keer om. Ik draai me om naar haar. Omdat ik moet weten wie deze vrouw is en wat het is dat zij wel heeft dat ik niet heb. Ik neem de beelden razendsnel in me op, zoals alleen vrouwen elkaar in een flits kunnen opnemen zonder dat er ook maar één detail wordt overgeslagen. De broek die raar zit bij haar kont, het jasje dat spant om haar onderrug, benen die te kort zijn voor haar lijf, een tas die lomp is en groot en haar hand die zijn hand loslaat. Een vreemd gevoel van opluchting maakt zich van mij meester. Het is alleen haar gebit, denk ik. Want dat was perfect.’

 

Benieuwd hoe het verdergaat? Lees het hier,