‘Ik werd geen dagen achtereen opgesloten, maar mijn moeder was een gestoorde feeks en ik was als de dood voor haar.’
‘Toen het drama Ruinerwold een paar weken geleden aan het licht kwam, kwamen mijn trauma’s ook weer akelig bloot te liggen. Op mijn werk vroegen collega’s zich die dagen verbijsterd af hoe inmiddels volwassen kinderen het kunnen laten gebeuren om opgesloten te worden. ‘Onbestaanbaar’, vonden ze.
Mijn moeder sloot me heus geen dagen achtereen op en ik ging ook bijna altijd gewoon naar school, maar ze was een in- en inslechte, totaal gestoorde feeks en ik was haar hele leven als de dood voor haar. Zolang mijn herinneringen teruggaan heeft ze me alleen maar lopen uitschelden en kleineren. Bij ons thuis kwamen er nooit mensen over de vloer, mijn vader is nooit in beeld geweest, vriendjes had ik niet en niet één keer was er een leerkracht die onraad rook of vragen stelde. Ik hobbelde naar school en hobbelde na school weer terug naar huis. Ik was aan dat serpent overgeleverd en ik wist niet beter, heb nooit iets anders gekend.
In mijn herinnering heb ik mijn halve jeugd opgesloten gezeten op mijn kamer. Dan hoorde ik haar beneden heel hard zingen en als ze zelf naar boven kwam om te gaan slapen, beukte ze nog eens extra hard op mijn deur en slingerde me nog wat laatste verwensingen naar mijn hoofd. Eten was er overigens wel altijd en slaan deed ze ook niet – een psycholoog heeft me later weleens uitgelegd dat ze niet wilde dat haar mishandelingen zichtbaar zouden zijn voor de buitenwereld. Haar straf was eenzame opsluiting en een reden was daar nooit voor, want ik was te bang en te murw om iets uit te vreten – ik was zelfs te bang en te murw om überhaupt mijn mond open te doen.
Op mijn twintigste (het was toen zelfs nog nooit bij me opgekomen om het huis uit te gaan) lag ze dood op de keukenvloer toen ik op een dag thuiskwam van mijn werk – naar later bleek door hartfalen. Ik heb uren naar haar zitten kijken zonder iets te ondernemen. Pas de volgende ochtend bedacht ik de huisarts te bellen. Na de begrafenis kwam die geregeld bij me langs. Om te vragen hoe het me ging, zei hij. Hij was de eerste die zich om me bekommerde – uiteindelijk zou hij professionele hulp voor me regelen.
Na twintig jaar begon ik eindelijk te praten en na jaren therapie drong er eindelijk iets van besef door dat dit allemaal niet normaal was geweest en ook niet mijn eigen schuld. De therapeut heeft er heel veel sessies aan besteed om me te laten inzien dat vrijwel elk kind in mijn plaats zo in zichzelf gekeerd was geraakt. Apathisch, niet in staat om te handelen en al helemaal niet om in opstand te komen. Kinderen leggen zich neer bij de situatie waarin ze terechtkomen omdat ze geen keus hebben. Dat is niet ‘onbestaanbaar’ en ook niet abnormaal.’
Oliviers naam is vanwege privacy gefingeerd. Zijn echte naam is bekend bij de redactie.
Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.