Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Het nieuws zingt rond. Over hij die een ander heeft en ik die in de vernieling lig. Er wordt naar me gekeken en er wordt over me gepraat. Ik voel de blikken op straat en ik zie de afgewende hoofden op het schoolplein. Is dat wat mensen ook meemaken als ze ongeneeslijk ziek zijn? Dat ze worden ontweken en dat er over ze wordt geouwehoerd en dat ze zich dan nog eenzamer en onzekerder gaan voelen dan ze toch al doen?

 

Intussen bel ik vaak met mijn moeder en weten mijn vriendinnen het nieuws. Ze zijn niet eens verbaasd. Als ik erachter kom waarom niet, stort mijn wereld nog een stukje verder in. Ze heeft er heel erg mee gezeten, zegt ze, mijn bijna of misschien wel beste vriendin. Ze werkt in dezelfde branche als hij en zodoende kwamen de verhalen haar ter ore, zegt ze. Dat er al jaren geleden roddels gingen over dat hij het met andere vrouwen hield. Maar het waren roddels en zijzelf had geen bewijzen. Wat als ze het mij had verteld en het dan toch niet waar bleek te zijn? Dan zou ik stuk zijn, mijn huwelijk misschien wel stuklopen en dan had zij dat op haar geweten. Ik moet haar geloven, zegt ze. Dat ze er heel erg mee gezeten heeft. Ik zeg dat ik haar geloof. Ik zeg dat ik me kan voorstellen dat ze ervoor koos om niets te zeggen. Het is waar dat ik dat geloof en vind.

 

Ik wil weten hoe erg het was, hoeveel andere wijven er waren, wanneer het vreemdgaan begon. Ze weet het niet precies. Ze zegt dat er wel al praatjes gingen toen ik zwanger was. Veertien fucking jaren van bedrog? Veertien jaren van niet weten dat ik in een huwelijk wilde geloven dat geen zak waard was? Dat ik van een man hield die mij niet genoeg waard vond om net zoveel van te houden?

 

Als ik die avond mijn dochter naar bed breng vraagt ze of het wel gaat. ‘Gaat het wel mamma?’ Wie is hier nou de moeder en wie het kind, vraag ik mezelf. Maar ik kan me niet meer goedhouden. En dan huilen we allebei. We huilen totdat zij in slaap valt, ik haar lampje uitdoe en de poes roep zodat die over haar kan waken. Daarna ga ik zitten wachten op de sleutel in de voordeur en zijn voetstappen in de gang. Het is een vroegertje vandaag: 22.13 uur volgens het klokje op de oven.

 

Nog voordat hij goed en wel binnen is vraag ik het. Of hij eigenlijk wel zo fatsoenlijk is geweest om een condoom te gebruiken. Ik ga voor hem staan en zeg het antwoord desnoods uit hem te slaan als hij het nu weer in zijn botte kop durft te halen om eromheen te draaien. ‘Heb je een condoom gebruikt, toen je het met weet-ik-veel-wie deed terwijl ik zwanger was? Heb je een condoom gebruikt bij al die andere wijven? Nou?’

 

Een antwoord is niet meer nodig. Ik zie het aan zijn kop en in zijn ogen, en voordat ik weet wat ik doe haal ik uit. Ik zou gezworen hebben dit nooit te doen. Ik zou gezegd hebben dat ik dit niet eens kon. De volgende dag maak ik een afspraak met de huisarts. Ze zijn hockeymaatjes, hij en de huisarts, dus het zal hem wel niet verbazen waarvoor ik kom.’

 

Benieuwd naar hoe het verder gaat? Lees het hier.