Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

‘Zuid-Afrika wordt het. En we gaan er met de kerstvakantie samen naar toe, mijn dochter en ik. Omdat het met kerst twee jaar geleden is dat het gelazer begon en het nu maar eens afgelopen moet zijn, omdat de laatste kerst een aanfluiting was met een hand vol gipsverband vanwege een duik in mijn trappengat, omdat we samen nieuwe herinneringen moeten schrijven en omdat het daar zomer is in december, weet ze te vertellen. Ze vindt het spannend. Ik ook. Wilde dieren, stranden en lots of braais want daar zijn ze daar goed in, schijnt.

 

Morgen ziet ze pappa. Dan kan ze het meteen vertellen. En pappa komt by the way naar haar toe, naar ons eigenlijk. Had ze dat nog niet verteld? Dan weet ik het nu. Ik vind dat toch nooit een probleem, zegt ze. Dus schuift pappa de volgende dag gezellig aan onze keukentafel aan om als altijd de helft van mijn wijnvoorraad erdoor heen te jagen. Hij vindt het leuk, zegt hij. ‘Goed idee. Goh zeg. Zuid-Afrika.’ Alleen moet hij er nog even over nadenken of hij het een goed idee vindt dat wij met z’n tweetjes gaan, want je weet maar nooit. Per slot van rekening hebben we het hier wel over Zuid-Afrika, ja? 

 

Ik kijk hem aan. Met opgetrokken wenkbrauwen ook. Hadden we hem om goedkeuring moeten vragen of zo? Zijn dit überhaupt zijn zaken wel, nu ik er zo eens over nadenk. ‘Gewoon bezorgdheid.’ En daar is niets mis mee volgens hem. Nu moet ze toch echt lachen om pappa, zegt ze. Sinds wanneer maakt hij zich druk om ons? Ze zegt het onomwonden en haar woorden treffen doel zonder dat ze per se wilde mikken of een punt wilde maken. Hij is gepikeerd, reageert stekelig dat hij dit niet verdiend heeft en dat het heus niet zo is dat hij zich nooit iets van ons heeft aangetrokken. Hij mag toch verdomme wel bezorgd zijn? Hij zit zichzelf op te naaien. Verongelijkt wordt boosheid wordt tot in zijn tenen beledigd.

 

Ik sta op van tafel en zeg dat ik hier geen zin in heb en dat als hij niet normaal kan doen, ik liever heb dat hij een ander keertje terugkomt. Mijn dochter, onze dochter, wacht af zonder zich verder nog te roeren. ‘Wou je me nou de deur wijzen?’ Hij stamelt het bijna. Ik zeg dat een ander keertje terugkomen iets anders is dan de deur wijzen en dat hij er waarschijnlijk nog niet helemaal aan gewend is, maar dat dit toch echt mijn huis is met mijn regels en zo.

 

Als hij opspringt, schrik ik – ook al wil dat niet. En als hij met een ‘jullie bekijken het maar’ naar buiten stuift, wil ik hem bijna achternagaan – wat ik gelukkig net op tijd weet te bedwingen. En die avond op de bank voel ik me rot ook al wil ik dat niet. Ik voel de neiging om hem te bellen. Het oude pappen-en-nathoudenpatroon dat blijkbaar heel diep is ingeslepen, maar dat nu toch echt eens doorbroken moet worden.