Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

‘Waar ben je?’ Hij klinkt vrolijk, bijna uitgelaten. Hij lacht zijn echte lach. Ik zeg dat ik bij mijn ouders ben, aan de andere kant van het land.

 

‘O, oké.’ Hoezo, vraag ik me af. Was hij soms van plan om te komen? Heel even houdt hij in, alsof hij twijfelt. Dan zegt hij dat ik geen dingen moet zeggen die ik niet meen, want anders stapt hij nu in de auto en is hij over anderhalf uur in het dorpscafé voor een biertje. ‘Doe maar. En vergeet die anderhalf uur, want het zijn er minstens twee. Ook voor jou.’ Hij zegt dat hij al weg is. Ik weet dat dat waar is.

 

Mijn ouders kijken ervan op en houden het daarbij. Mijn dochter doet het af met ‘Nee écht?’ en gaat dan verder met haar serie. Ik neem herdershond Joseph mee naar buiten het veld in om de tijd te doden. In het dennenbosje op de heuvel bekruipt de twijfel me. Want straks zit ik daar en dat voelt opeens ingewikkeld. Temeer omdat hij op een gegeven moment ook weer naar huis zal moeten, want hier blijven is geen optie. Ik noem mezelf een megasukkel. Joseph kijkt even naar me om en gaat een stok voor me halen. Ik vraag of hij met me meegaat straks, naar de kroeg.

 

Hij steekt zijn hand al naar me op voordat Joseph en ik goed en wel over de drempel zijn. Ik geef hem drie zoenen – links, rechts, links. Als hij zich vooroverbuigt naar Joseph trekt die zijn lip op en laat een lage grom horen. ‘Oeps’, zegt hij. Nou, inderdaad, en raar, want dit doet Joseph anders nooit en dat is echt. Ik vraag of hij al wat gegeten heeft en wenk de waard voor twee pils. We proosten er wat ongemakkelijk mee. En dan doet hij het enige goede. Vragen of dit niet een al te spontane actie was want in de auto had hij zich afgevraagd waar we nou helemaal mee bezig zijn.

 

We hebben er een tweede ronde voor nodig om alle twijfels te laten varen en weer op stoom te komen. Tegen sluitingstijd lullen we alsof we nooit anders gedaan hebben. Joseph ontwaakt onder de tafel uit zijn nachtrust als we aanstalten maken om naar buiten te gaan. Ik krijg geen kans om te betalen, alweer niet. Ik laat het maar zo. En dan staan we op het dorpsplein waar het op dit uur uitgestorven is. Hij pakt me vast en laat me snel weer los om te kijken of Joseph zijn gemak houdt. Dan pakt hij me bij mijn schouders en houdt me even tegen zich aan. Drie zoenen en een ‘het was fijn en de reis helemaal waard’. Hij belooft me met zijn hand op zijn hart om voorzichtig te rijden.

 

Mijn moeder zit nog op. ‘Oude gewoontes slijten nooit’, zegt ze. Hoe het was? Het was gewoon gezellig en best wel fijn. ‘Nou,’ zegt ze, ‘misschien gaat dit hem dan wel worden.’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier