Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

 

‘In de verte klinkt iets wat ik eerst niet goed kan thuisbrengen en dan schrik ik wakker – het is de telefoon die ik hoorde. Ik rol naar de andere kant van het bed, de kant die onbeslapen is.

 

‘Hallo?’

 

‘Jij moet tegen die kerel van je zeggen dat hij met zijn vuile poten van mijn vrouw af moet blijven!’

 

‘Met wie spreek ik?’ Ik kan niet geloven dat ik dat vraag.

 

En dan wordt er opgehangen. Omdat de ene shock na de andere komt de laatste weken, sla ik de fase van het niet meer kunnen voelen al over – zo snel went het blijkbaar. Maar de paniek, die ben ik nog niet meester en die golft nu als nooit tevoren. Ik begin ook te trillen – die is nieuw. Ik sta op uit het bed, loop de trap af naar beneden. ‘Je knieën knikken.’ Ik hoor het mezelf zeggen. Zonder na te denken en zonder op de klok te hebben gekeken, begin ik het nummer in te toetsen want ik moet mijn moeder spreken. Haar stem moet ik horen. Ik kan dit niet alleen.

 

De telefoon gaat een paar keer over. Dan neemt ze op. Ze was wakker, zegt ze. Toevallig was ze wakker. Ik begin meteen te raaskallen, want een ander woord is hier niet voor. Het maakt niet uit, dat raaskallen. Ze snapt me toch wel, mijn moeder. Ze snapt het, dat ik wakker werd gebeld door een man die door zijn vrouw wordt bedrogen en dat die vrouw het met mijn man houdt.

 

‘Godverdomme,’ zegt ze, ‘de lummel is nog erger dan ik dacht.’

 

Ik wil haar vragen wat ik moet doen. ‘Wat moet ik nu toch, mamma?’ Ze zegt dat ik rustig moet blijven en net als ik wil zeggen dat ik bang ben dat ik hiervan doordraai, hoor ik de sleutel in de voordeur. Ik zeg dat ik moet ophangen. Heel snel zeg ik het en dan heb ik al opgehangen. Ik kijk naar de kamerdeur. Wachtend op het moment dat die opengaat en hij binnenkomt. Het lijkt veel langer te duren dan het in werkelijkheid duurt, maar dan beweegt de deurklink naar beneden en dat lucht me op. Het is echt waar en ook heel raar, maar even voel ik me opgelucht.

 

Hij vraagt of ik nog op ben. Stomme vraag natuurlijk. En dan zeg ik het allemaal. Dat de telefoon ging en dat een mannenstem zei dat hij met zijn gore poten van zijn vrouw moet afblijven. Ik zie dat hij schrikt. Hij zegt niks. Wat valt er ook te zeggen? Ik vraag of hij tevreden is nu? Of dit is wat hij wil. Hij zegt van niet. Dat dit niet is wat hij wil. Hij steekt een sigaret op en maakt ‘m na een paar trekjes weer uit.

 

‘Ik ga naar bed,’ zegt hij, ‘over een paar uur moet ik weer op.’

 

Ik kijk op het klokje van de oven. Het is bijna vijf uur.’

 

 

Benieuwd naar hoe het verdergaat? Lees het hier.