Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Hij is cool – everything under control – en hij is verrukkelijk. Ik kijk hem na als hij naar de bar loopt, ‘zelfde recept?’ Niets maakt een man zo onweerstaanbaar als een paar gespierde billen. Billen om vast te pakken omdat ze genoeg houvast bieden om dat te doen en tegen een stootje kunnen. De ochtend na de vorige keer kon ik ze nog voelen als ik mijn ogen dichtdeed. Gisteren was ik dat gevoel kwijt maar nu ik hem zie, en zijn achterwerk in die spijkerbroek zie, is het weer terug. Het gevoel en het tomeloze, grenzeloze verlangen. Het zakt vanuit mijn maag en buik naar lager. Ben ik dit? Want ik herinner me echt niet dat ik dit ooit eerder voelde. Anna Maria was altijd afwachtend en zonder al te veel initiatief als het hierop aankwam. Geen lol mee te beleven. Braaf, braver, saaist. Nu is alles anders. Alsof ik voor het eerst ontwaak. ‘Hey hallo, hier ben ik eindelijk.’

 

Hij schuift weer aan, zet het glas voor me neer dat ik in een paar veel te grote en veel te gulzige slokken soldaat maak. ‘Dorst?’ ‘Nee. Dempen.’ Ik ben mijn verstand verloren. Hoezo zeg ik dempen? Hij vraagt of het zo erg is. ‘Zo erg is het.’ En ik ga niet meer zeggen dat ik dit normaal nooit doe, want dit doe ik blijkbaar wel. Dit is voor het eerst en nieuw, maar er is geen houwen aan. Ik kijk hem aan. Ziezo. Dat is eruit. Hij lacht zijn lach die mooier is dan elke andere lach die ik ooit gezien heb.

 

Hij zegt dat hij dacht dat we vandaag wel even moesten kennismaken als in ‘wat doe je en hoe lang ben je al single en ben je dat echt wel’. Omdat we dat hele stuk de vorige keer hebben overgeslagen. ‘Wat moet dat moet,’ zeg ik. Hij lacht weer. Zegt dat het geen moetje is. Pakt mijn hand waardoor het me meteen duizelt – letterlijk. Ik pak zijn hand en kijk ernaar. Geen ring, geen spoor van een ring. Gebruinde lange vingers, verzorgde nagels. ‘Mooi.’ ‘Dank je wel, leukerd.’

 

Ik vraag, voor de vorm, of ik nog iets bestellen zal. Hij zegt ja. Hij kijkt ook mij na als ik wegloop naar de bar. Nogal wiedes dat hij dat doet. In het lopen draai ik me naar hem om. Hij lacht en steekt zijn duim in de lucht: oké. Zeker oké dit, knik ik. We drinken onze drankjes en staan dan op. Zonder woorden want die hebben we niet nodig. Dit is bijna dierlijk, denk ik. Nee, niet bijna. Helemaal.’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier