Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Heb je hulp nodig?’ Ik kijk opzij naar waar de vraag vandaan komt, recht in een paar ogen die me op slag bevallen. Als om te zeggen dat ik het zelf afkan hou ik de in elkaar gestapelde duralex wijnglazen met mijn ene hand omhoog en de wijnfles met mijn andere. Ik glimlach naar de ogen. De ogen glimlachen terug. Zonder weg te kijken, zonder te knipperen. ‘Jammer’, klinkt het. ‘Jammer dat je geen hulp nodig hebt.’ 

 

‘Want?’

 

‘Want ik vind jou leuk!’ Hij knippert nog steeds niet. 

 

‘Echt waar?’ Weet ik nou echt niets anders te zeggen dan dit? Ik ben bang dat ik bloos als een schoolmeisje. Hij lacht nu breeduit. Lacht hij me uit? Ik zeg dat ik de glazen en de fles eerst maar even naar mijn vriendinnen ga brengen. ‘Er wordt op me gewacht.’ Hij zegt dat we elkaar later vast en zeker nog wel spreken.

 

Ze hebben het gezien, mijn vriendinnen. Hebben hem – ‘lekker ding’ – ook gezien. Ik probeer niet te kijken naar of hij er nog staat, probeer ongeïnteresseerd gewoon mezelf te lijken maar weet niet goed hoe ik het heb. Nu lachen zij ook nog om me, mijn vriendinnen. Of lachen ze me uit? 

 

‘Ik vind hem leuk!’ Ik hoor het mezelf zeggen, dat ik hem leuk vind. En terwijl ik nog steeds niet probeer te kijken, kijk ik toch. Recht in zijn gezicht en in die ogen die me nog net zo bevallen als zonet. Ik glimlach en kijk weg. Vriendin M. zegt dat ik misschien maar even terug moet richting de bar. Vriendin A. is het met haar eens. ‘Hier. Pak je glas en smeer ‘m.’ Ik aarzel. Ik wil wel maar weet niet of ik durf. Ik kijk weer op. Hij staat half van me afgedraaid nu. Lang, slank, donker haar, een spijkerbroek, een leren jack. Helemaal goed. Alles helemaal goed. Mijn blik, die moet hij gevoeld hebben. Natuurlijk heeft hij die gevoeld, want hij draait zich weer naar me toe. Heft zijn glas – proost! –  en wenkt me dan met zijn wijsvinger. Alleen die wijsvinger die heel even in de lucht gestoken wordt voor die universele beweging, die korte knik. ‘Kom je?’ 

 

‘Schiet nou maar op. Zo vaak komen ze niet langs van dit kaliber. Alle Jezus wat een lekker ding zeg.’ ‘Oké oké.’ En voordat ik het weet sta ik naast hem aan de bar. Ik heb het gedaan. Ben teruggelopen naar die ogen en de mond die nog steeds lacht. Hij steekt zijn hand uit naar me. Zegt zijn naam. Ik doe hetzelfde. Hij vraagt of ik wijn wil. Tuurlijk wil ik dat, schat hij zo in. 

 

‘Graag ja. Lekker. Doe maar.’

 

Weet ik nou echt niets beters te zeggen? Hij is wel een halve kop groter dan ik. Kijkt een beetje op me neer als hij zegt dat we maar eens gezellig samen een boom op moesten zetten omdat hij me echt leuk vindt.’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.