Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Hij heeft zijn derde wodka inmiddels achter de kiezen. Vraagt of we bitterballen zullen bestellen. Ik zeg dat ik die nog steeds niet lust – na al die jaren die hij me kent. ‘Oh ja, vergeten.’ Hij bestelt bitterballen en kaasstengels. We kijken elkaar aan. Hij vraagt of het gaat en dat is nogal sociaal voor zijn doen. ‘Het gaat.’ Met een ‘kom eens hier’ pakt hij mijn hand. Ik leg mijn vrije hand eroverheen – drie handen op elkaar. We zwijgen wat voor ons uit nu we toch op de snacks moeten wachten. Onder mijn zwijgen kriebelt verdriet. 

 

‘Hoezo voel ik me nou verdrietig?’ Ik vroeg het tegen wil en dank. Hij zegt dat hij geen idee heeft en dat had ik kunnen weten, dat dit geen vraag is waar ik met hem een boom over op kan zetten. ‘Laat ook maar.’ Ik haal de bovenste hand weg. Twee handen blijven er over. En dan vraagt hij het. Zomaar. ‘Had je iets anders verwacht van deze afspraak?’ Ai! Die was raak. Had ik dat? Was ik daarom zo aufgeregd deze dag? Ik trek mijn andere hand ook terug en kijk even weg. Zeg dat ik daar even over na moet denken. ‘Neem je tijd.’ Het rondje frituur komt door. Als een fijne afleiding staan de twee schaaltjes dampend van het vet tussen ons in. Ik pak een kaasstengel en laat ‘m meteen weer vallen. Hij lacht een beetje. ‘Ongeduld is nog steeds je middle name?’ Hij lacht nu echt.

 

En dan weet ik het. Dat ik heus niet heb lopen hopen op ‘en toen was alles weer goed en konden we als vanouds weer samen verder’. Want dat zou niet meer kunnen, zou ik niet meer kunnen vanwege te veel gebeurd en vertrouwen weg. ‘Niet in de zin van dat er nog iets te lijmen zou zijn,’ zeg ik. Dat is een gepasseerd station. ‘Maar zoals jij zegt dat je denkt dat je nog steeds van me houdt, denk ik dat ook. Ik hou ook nog van jou. Alleen deed ik dat nooit op de broer-zus-manier of zo. Ik deed dat op mijn manier, de enige manier die ik ken en die manier was goed genoeg voor mij. Snap je?’ Hij snapt het. Hij snapt dat hij zich bevrijd voelt nu hij niets meer hoeft op te houden en nergens meer aan hoeft te voldoen en dat ik me – ‘zal ik het leeg noemen?’ – leeg voel. En dat die leegte – ‘klopt het wat ik zeg?’ – knaagt. ‘Zoiets ja. Ik vind het nog steeds verrekte spijtig ook allemaal.’ 

 

‘Maar nu is het makkelijker om er voor je te zijn dan toen we nog getrouwd waren.’ Hij kijkt me aan als hij dat zegt. Niet zomaar, maar recht in mijn ogen en hij knippert niet één keer. 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.