Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Zoveel dozen, zoveel spullen. Ik ben er bijna doorheen. Alle kasten zijn doorgespit en alle spullen verdeeld. Zonder één onvertogen woord hebben we deze hele klerezooi verdeeld. De blauwe verhuisstickers voor hem, de rode voor mij, de gele voor de opslag. Zíjn opslag omdat hij nog steeds in zijn jaren tachtig gehuurde hippiehonk met de hoekbank in diep donkerbruin en groengeel gebloemde kussens huist, waar geen plek is voor zijn eigen spullen.

 

Vanavond doen we de foto’s en de verzekeringen en nog een paar lades met paperassen en dan is het gebeurd. Om zeven uur staat hij al op de stoep. ‘Zo vroeg?’ We zijn nog niet eens echt klaar met eten. Mijn dochter wipt omhoog uit haar stoel om in de ovenschaal te kunnen kijken. Er is nog wel wat over, zegt ze. Dus als pappa wil… ‘Mamma’s lasagne? Altijd!’ Ze pakt een bordje uit de bijna lege keukenkast. ‘Kijk!’ Hij kijkt en zegt dat het al aardig opschiet. Het kost even moeite maar het lukt om niet te snauwen hoe dat nou zou komen, al die lege kasten. Hij vraagt of er wijn is. Er is wijn. En dan, na een paar scheppen lasagne en de helft van zijn glas, schraapt hij zijn keel en weten we allebei dat er iets komen gaat.

 

We kijken op en wachten. ‘Een leuk nieuwtje’, zegt hij en even staat mijn hart stil. Het zal toch niet dat hij officieel gaat samenwonen, trouwen of dat het wicht zwanger van hem is? Hij heeft een huis gekocht, zegt hij na een veel te lange pauze, waarna hij weer een stilte laat vallen. Leuk voor hem, vermoedt mijn dochter. Zeker leuk, zeg ik. En dan komt het allerleukste. Want drie keer raden waar hij gaat wonen? Ver weg, hoop ik – weer in stilte. Geen idee, zegt mijn dochter, dus kan hij het maar beter zeggen. Hij noemt de straat. Mijn dochter vraagt of hij het nog een keer kan zeggen. Ik heb het dus goed gehoord, dat hij om de hoek komt wonen. Om de hoek op kruipafstand met dezelfde winkels, hetzelfde loopje naar de tramhalte, hetzelfde parkeergebied.

 

‘Wat hartstikke leuk voor je’ – en het klinkt zoals ik het bedoel. Hij praat er, helemaal zijn stijl, overheen. Want wat hier nou het leuke aan is? Hij probeert haar hand te pakken. Ze doet alsof ze dat niet ziet – en ik geniet in stilte. Wat hier nou zo leuk aan is dus, is dat zij dan bij hem langs kan komen wanneer ze maar wil. Ze mag natuurlijk ook altijd blijven slapen in haar eigen kamer die ze daar gaan maken, maar voor als ze daar geen behoefte aan heeft, kan ze ook altijd even langskomen om te kletsen.

 

‘Nou inderdaad hartstikke leuk!’ zeg ik weer en ik weet niet of ik nou bits of spottend klink of allebei. En dan dat we maar eens met die papierwinkel moesten beginnen. ‘Klaar met die lasagne? Nou, kom op dan!’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.