Zullen ze elkaar op de mond zoenen? Ja, dat zullen ze. Want dat ze seks hebben gehad staat buiten kijf. Ik heb het gezien in zijn ogen. En dan huil ik weer. Tranen van paniek, pijn, radeloosheid, woede. Tranen omdat ik weet dat het na vanavond niet over zal zijn. Want zelfs als hij vanavond doet wat hij gezegd heeft, is het niet over. Het vertrouwen, de onvoorwaardelijkheid, zelfs de hoop: ze zijn niet meer. Hij heeft ze aan haar gegeven. Alles wat van mij was is nu van haar. En zij zal haar kans grijpen. Ze zal zoveel meer te bieden hebben dan ik, nu, hier.
Ik begin weer te ijsberen omdat stilzitten niet gaat. Op en neer en op en neer door de woonkamer. Hand op de schoorsteen, blik op de foto van het meisje in het roze balletpakje, omdraaien, langs de salontafel, door de en-suite-deuren, naar de eetkamer, rondje om de eettafel, rechtervoet op het opstapje van de serre, omkeren en opnieuw.
Om elf uur dwing ik mezelf om naar boven te gaan. Langzaam uitkleden, niet naar mijn spiegelbeeld kijken, tandenpoetsen, ogen deppen met een koud watje, onder mijn helft van het dekbed kruipen, op mijn zij, op mijn rug, heen en weer wiegend, terug naar beneden, terug naar boven waar het bed nog warm is. En dan eindelijk hoor ik de sleutel in de voordeur, zijn voetstappen in de gang. Half drie. En nog later als hij eindelijk naar boven komt. Ik hou me slapende, hou me stil. Hij stinkt naar de drank. Ik ruik nog iets. Ik ben bang dat dat onraad is.
Benieuwd naar hoe het verdergaat? Lees het hier.