‘En net als ik me weer om wil draaien in de geruststellende wetenschap dat er geen dringende aanleiding is voor het midden in de nacht wakker worden, slaat de schrik me om het hart.’

 

Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Ik word wakker. Zoals elke nacht ergens midden in de nacht en zonder echte aanleiding. Traag komen mijn hersenen op gang. Waar was ik ook alweer gebleven met mijn leven? Hoe was de dag van gisteren? En net als ik me weer om wil draaien in de geruststellende wetenschap dat er geen dringende aanleiding is voor het midden in de nacht wakker worden, dat gisteren alles redelijk en zonder rampspoed zijn gangetje ging, slaat de schrik me om het hart.

 

De bank! Hoe moet dat met die bank straks met de verhuizing? Die bank is te groot voor over de trap en te groot voor door het raam. Ik voel hoe de adrenaline mijn hart aanjakkert en zit al rechtop nog voordat ik het lampje heb aangedaan. Ik bedenk dat ik naar beneden moet om de bank te gaan opmeten en bedenk er meteen achteraan hoe volstrekt zinloos dat is. Ik probeer mezelf te sussen, toe te spreken dat het maar een bank is en dat ik niet voor niets verhuizers heb besteld en dat die mannen overal raad mee weten dus dat ik maar beter weer kan gaan slapen.

 

Op de wekker lichten de cijfers 03.39 op. Kom op nou. Chill. Slapen!

 

Het besef schiet erin. Dat het helemaal niet de bank is die me angst aanjaagt, omdat die bank voor veel grotere dingen en diepere angsten staat. Voor dingen als overal alleen voor staan. In mijn eentje de verbouwing moeten regelen, het kiezen van de kleur van de tegeltjes voor de badkamer en de kleur voor de muren, in mijn eentje de verhuizing en de hypotheek organiseren en kostwinner en moeder zijn en avonden alleen zijn, behalve als ik iets voor mezelf regel. Het is de angst om het alleen niet te kunnen, nooit meer samen te zijn en de liefde nooit meer te kunnen vinden.

 

Eenmaal aangekomen bij de angst van nooit meer de liefde kunnen vinden, voel ik mijn hart nóg nadrukkelijker pompen. Ik zeg tegen mezelf wat ik weet – dat de nacht de angsten opblaast tot monsterlijke proporties en dat ik morgenochtend lachend om mezelf in de spiegel zal kijken en tegen mezelf zal zeggen dat er geen enkele reden was voor dit op hol slaan. Ik ga op mijn zij liggen met opgetrokken benen en wieg zachtjes op mijn heup heen en weer en heen en weer. Ik sta op en loop de trap af naar beneden. Bij de bank blijf ik staan. Hij lijkt nu al kleiner dan zonet. Wat zeg ik? Hij valt eigenlijk hartstikke mee!

 

De laatste keer dat ik op de wekker kijk is het 05.29 en als hij niet lang daarna gemeen begint te loeien komen mijn hersenen voor de tweede keer die dag traag op gang. Waar was ik ook alweer gebleven met mijn leven, vraag ik me af?’
 

 
Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier