Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Kun je ze please niet even brengen?’ vraagt ze. Ze slaapt deze donderdag bij pappa omdat die het weekend andere plannen heeft – en is haar gymspullen vergeten. ‘Pappa is er toch niet’, zegt ze er achteraan. Ik zoek haar gymkloffie bij elkaar en onderweg naar zijn huis bedenk ik hoe gek het is dat hij daar al zo’n driekwart jaar woont en dat ik geen idee heb hoe. Dat hij in principe nog steeds kan binnenwandelen in ons huis, daar waar ik nog woon, terwijl ik zojuist naar zijn huisnummer moest vragen. Dat mijn dochter al tientallen nachten op zijn nieuwe adres heeft geslapen – dat zij daar nu nota bene alleen zit – terwijl ik geen notie heb van wat ik verwachten kan.

 

Ze neemt niet eens de moeite om te vragen wie er is, want de deur springt meteen van het slot. Boven in het trappenhuis hoor ik een ‘hi mam!’ maar als ik boven kom is ze nergens te bekennen. Ik duw de deur naar zijn appartement open, voorzichtig – alsof ik iets doe wat niet hoort. Ik roep haar naam. Zij die op haar sokken komt aanlopen en ik met mijn jas nog aan, wat het verschil voor mijn gevoel alleen maar groter maakt. Ik hou het tasje omhoog en krijg een kus en een ‘heel erg bedankt lieve mams’ en dan staan we allebei wat onwennig te wezen.

 

Desondanks vraag ik of ik haar kamer mag zien: een jaren tachtig-achtig hok met oranje en paars en heel veel meters stof. ‘Stom hè!’ Ze vraagt het niet, ze zegt het. Niet pappa’s smaak, dat moet ik toegeven. Maar als pappa een ander huis krijgt mag ze haar kamer zelf uitzoeken, zegt ze. En daarna ‘of ik de rest wil zien’. Ik kan de verleiding nu eenmaal niet weerstaan, dus ja, waarom niet. Een onbekende hoekbank in diep donkerbruin met groengeel-gebloemde kussens. Een eettafel met Gispenstoelen. ‘Alle Jezus’, zeg ik. En ik stel me voor hoe hij hier aan kwam waaien een aantal maanden geleden. Met wat koffers en zijn juffrouw in zijn kielzog. ‘Stom hè!’ zegt ze weer. Hij moest wel hele erge haast hebben gehad om onze designtempel te verruilen voor dit hippiehonk.

 

‘Staan we dan’, zeg ik. ‘Ja’, zegt ze. Als ik zeg dat ik blij ben dat ze morgen weer thuiskomt en haar een kus wil geven, horen we allebei de sleutel in het slot en zien we tegelijkertijd zijn juffrouw binnenstappen die me begroet met een hooghartig ‘wat moet jij hier?’. Het is mijn dochter die begint te praten. Te snel en met te veel woorden. Terwijl ik mijn arm om haar heen sla – dit regel ik wel! – zeg ik wat ik kom doen. ‘En jij? Wat kom jij hier doen?’ Ik hoor het mezelf zeggen. ‘Ook op bezoek toch, net als ik?’ Ze is uit het veld geslagen. Mijn dochter lacht een kort nerveuzig lachje. Het idee dat ik mijn kind nu achter moet laten met haar, hier in zijn huis, dat voelt niet goed!’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.