Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Het aftellen is begonnen. Vandaag over zes weken zit ik bij de notaris en is het huis van mij. Morgen over zes weken begint de aannemer. Drie weken gaat er gebroken en getimmerd en geschilderd worden voordat de verhuizers komen. Drie weken heb ik uitgetrokken voor het uitrollen van mijn eigen rode loper naar een vers begin. 

 

Ons huis hier is inmiddels zonder ziel – bord op schoot, buizen in bed, een wasrek in de gang. Af en toe trek ik een kast open zodat ik mijn oude leven in brokken kan verteren. Vandaag ben ik bij wat we de sportkast noemden. Oude tennisrackets, schoenen met het gravel er nog aan, opgepropte shirts, een balletpakje, piepkleine balletschoentjes. Ze nemen me mee terug naar het theatertje waar ze optrad die zomeravond – de schoentjes. Een klein meisje in het roze, onbevangen en helemaal zichzelf. De hele familie was aan komen waaien voor die voorstelling, want iedereen wilde haar zien stralen. Toen ze opkwam werd ze verrast door de schijnwerpers en dat ze daardoor het publiek niet kon zien, ons ook niet. De muziekband was al gestart, alle kindjes stonden al gereed. Behalve zij die zo helemaal zichzelf was. Met haar handje horizontaal boven haar rechteroog tegen de felle lampen speurde ze de tribune af.

 

‘Hi hi!’ En haar handje zakte wat lager en zwaaide, nu verticaal, een paar keer enthousiast heen en weer – rechts, links, rechts. Toen lachte ze haar melktandjes bloot. We waren er allemaal. Ze had het zelf gezien! Even was ze van haar stuk gebracht want de andere kinderen waren hun dansje al begonnen en ze zag niet meteen waar ze gebleven waren.

 

‘Oh ja!’ Het klonk blij en opgelucht. Ze wist het weer. En hopsa, daar ging ze. Een klein meisje in een roze balletpakje – het kleutervet nog niet eens helemaal verbrand – zo helemaal zichzelf dat we allemaal met een brok toekeken vanaf onze tribune. Haar opa en oma’s en haar pappa en haar mamma, trots naast elkaar en af en toe even elkaars hand vasthoudend omdat dit moment ertoe deed. Dierbaar genoeg om nooit meer te vergeten en vast te leggen voor later als wie weet de dingen niet meer hetzelfde zouden zijn. 

 

Ik stop mijn neus in het balletpakje. Het ruikt naar vroeger, naar hoe het was. Ik druk de schoentjes aan mijn hart. Als ik maar hard genoeg druk zal de weemoed minder knagen. En als ik mijn ogen maar lang genoeg dichthoud zie ik alleen nog maar dat kleine meisje in het roze en haar pappa en mamma die af en toe in elkaars hand knijpen om elkaar ervan te verzekeren dat dit echt is.’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.