Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Heel even tegen hem aanleunen, heel even zijn vertrouwde geur, zijn geruststellende stem. ‘Heel even maar’, zeg ik tegen mezelf. Het is de vertrouwelijkheid van al die jaren waarmee ik mezelf nu moeiteloos in slaap kan sussen. Daar staan we dan. Alsof er niets is voorgevallen sinds januari. Ik doe een stap terug, bij hem vandaan. Hij maakt geen aanstalten om me weer dichterbij te halen. Ik laat hem los. Hij laat me gaan. Een weg terug is er niet meer. Daarvoor is er te veel gebeurd. Ik zeg dat hij moet gaan. Hij gaat weer zitten en schenkt nog eens bij.

 

Zijn telefoon die hij heeft uitgezet; het voelde als een overwinning. Nu loopt zij handenwringend te ijsberen door het huis en eerst was ik altijd de pisang. Maar het gevoel van overwinning was van korte duur als ik bedenk dat dit is hoe hij is. Het is de overwinning die zijn ego streelt en zodra de buit binnen is, is de lol er alweer goeddeels af. Gek dat ik er zoveel jaar over heb gedaan om te zien hoe hij is. Het was blijkbaar nodig om eerst aan de andere kant te staan. Niet meer degene te zijn die ontkend wordt maar weer goed genoeg bevonden worden.

 

Ik ga bij hem zitten aan tafel en schenk mijn eigen glas ook nog eens vol. Ik vraag hem me aan te kijken, want hij niet meteen doet – dat doet hij per definitie liever niet. ‘Ik wil dat je me aankijkt, want dit is belangrijk.’ Hij kijkt op. Zowaar. Ik zeg dat als hij een vent is en als hij ooit echt van me gehouden heeft, wat ik aanneem, dat hij me dan nu los moet laten. ‘Je moet me loslaten, want dat is wel het minste wat je nu nog voor me kunt doen.’ Ik zeg dat het heus goed voelde, die vertrouwelijkheid van elkaar weer vast te kunnen houden en dat elkaar door en door kennen. ‘Het was verleidelijk om verder te gaan. Maar er is te veel gebeurd. Het moet stoppen nu. Kunnen we dat afspreken?’

 

Na vandaag maakt het niet meer uit wie waar gaat wonen. Het maakt niet meer uit of een vreemde vrouw achter mijn fornuis gaat staan om zijn eten te maken. Na vandaag voel ik me in ere hersteld, gerehabiliteerd, ik sta weer op eigen benen. Misschien zelfs steviger dan in jaren het geval is geweest. Ik begin ze te voelen, al die clichés als dat ‘verdriet loutert en je sterker maakt’. Ik begin te voelen dat het daadwerkelijk goed komt. Met mij en met ons. Alles komt uiteindelijk weer op z’n pootjes terecht. Ik voel me alsof ik vleugels heb gekregen en er klaar voor ben.’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.