Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Mooie man uit de bejaardendisco is zomaar een beetje onder mijn huid gekropen en daar word ik best vrolijk van. Van uitgegumd voel ik me weer op de kaart gezet. Ik doe er weer toe en speel weer mee. Wat zo’n zoen na een potje schuifelen al niet teweeg kan brengen. De wil om er weer wat van te maken en mijn kop niet meer te laten hangen. Die scheiding moest er daarom maar snel komen – ook al maakt hij geen aanstalten, dat ik weet (‘komt wel joh, geen haast’). Ik wil op mezelf in plaats van in dit grote huis zonder ziel. Ik spreek een bericht bij hem in: ‘Kunnen we even praten?’ Ik zeg dat het me het beste lijkt als hij even langskomt.

 

Nog diezelfde avond is het sleutel in de voordeur/voetstappen in de gang/kamerdeur zwaait open. Een ritueel waar ik jarenlang dag in dag uit naar uitkeek en op zat te wachten. Hij ziet het meteen aan me. Er is iets veranderd en hij kan er zijn vinger niet opleggen. ‘Wat zie jij er goed uit.’ Het klinkt bijna als een verwijt. Ik moet lachen. Voor het eerst in maanden lach ik hem toe – of uit – en dat brengt hem zichtbaar van zijn stuk. Tot nu toe liep hij nog altijd naar de ijskast om wat te drinken te pakken als hij er was – macht der gewoonte en het is per slot van rekening nog steeds ook zijn huis. Vandaag ben ik hem voor en bied ik hem wat te drinken aan. Hij gaat zitten. Alsof hij op visite is, zo zit hij erbij.

 

Vragend kijkt hij me aan, maar ik wil dat hij het hardop vraagt, het waarom ik wil praten. Ik kan het weerstaan om de stilte die valt op te vullen met geouwehoer op niks af, want ik hoef niets meer op te vullen. Grappig dat hij nu degene is die het op koetjes en kalfjes gooit en het tot de kern komen voor zich uitschuift. ‘Proost’, zeg ik. Het komt er een beetje spottend uit. En dan hoor ik wat ik horen wil.

 

‘Wat was er zo dringend dat ik moest komen?’

 

Ik lach weer, want ik heb de woorden ‘dringend’ en ‘moeten’ natuurlijk nooit in mijn mond genomen.

 

‘We moeten het hebben over de scheiding. Ik wil dat het geregeld is.’

 

Uit het veld geslagen, van zijn troon gestoten en op 2-0 achterstand gezet. Zo ziet het eruit en zo is het ook. Vanwaar die haast, vraagt hij me. Wat hem betreft kan het nog wel even wachten hoor. Dat kan wel en dat geloof ik graag, maar wat mij betreft niet. Zo zit het toevallig.

 

Het is ongelofelijk wat een zoen in een bejaardendisco zoal teweeg kan brengen.’