‘Dus we hebben allebei een rugzakje en nu is het maar afwachten.’ Hij trekt me tegen zich aan en frunnikt aan mijn haar.

 

 

Als hij het loslaat haal ik mijn hand erdoor en voel met mijn vingers of de scheiding nog goed zit. ‘Is dat erg? Dat we een rugzakje hebben?’ Hij zegt dat het maar is hoe je het bekijkt en of er kiezelsteentjes of bakstenen in zitten. Ik ga rechtop zitten zodat ik hem aan kan kijken. Hij heeft me nieuwsgierig gemaakt met zijn versie van hoe er gescheiden werd in zijn geval. Een man met geld, had hij gezegd. Heel veel geld. En weg was ze. ‘Vertel eens verder,’ zeg ik. ‘Of eerst nog wat drinken?’ Ja dat, vindt hij. Zodat hij zich wat moed in kan drinken. Ik sta op en loop naar de keuken waar ik even mijn armen in de lucht gooi om mijn spiegelbeeld te laten zien hoe blij en gelukkig ik ben.

 

‘Geld dus,’ zeg ik als we weer zitten. ‘Je bent verlaten voor de poen van een andere kerel. Laten we hopen dat er toch ook nog wat liefde in het spel was.’ Dat is het bizarre, zegt hij. Dat hij geen idee heeft over die twee omdat hij ze nog nooit samen heeft gezien. Kan ik het me voorstellen? Zijn kinderen zijn er om de week, al een behoorlijk tijdje ook, maar hij heeft zijn ex nog nooit samen met de man gezien waar zijn bloedeigen kinderen zo veel en zo vaak mee te maken hebben. ‘Als er wat besproken moet worden zien we elkaar altijd met z’n tweeën en altijd op neutraal terrein.’ Ik vraag me af of hij dan een andere vrouw ziet dan waar hij mee was, van hield en ooit op gevallen is, maar hij zegt dat hij dat wel vindt meevallen.

 

Dat ze gek is op spulletjes en op aanzien en dat ze er altijd van droomde om ‘puissant rijk’ te zijn, zoals ze dat noemde, dat was niet nieuw. Maar dat ze hem zou verlaten voor een man die zonder met zijn ogen te knipperen een zwembad onder zijn huis heeft laten aanleggen omdat ze zo van zwemmen houdt, dat was een scenario waar hij nooit rekening mee gehouden had. ‘Hoe erg was de pijn?’ Ik zoen hem op zijn slaap – een heerlijk plekje om te zoenen – en leg mijn hand op zijn achterhoofd. De pijn was niet te harden in het begin, zegt hij. Zo erg dat hij er verdoofd door was, totaal van de wereld. ‘Ik dacht dat we iets hadden, zij en ik. Maar dat was blijkbaar zo weinig dat ons hele leven met een zak met geld kon worden afgekocht.’

 

‘Wat denk je?’ vraag ik. ‘Kiezelsteentjes of bakstenen?’ Hij zegt dat als ik mijn hand nog even op zijn achterhoofd houd en hem nog een keer kus – daar op zijn slaap – er waarschijnlijk niet eens meer zand in die rugzak van hem zit.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier