‘We zitten aan een tafeltje bij het raam en weten alle drie niet goed wat te zeggen. Ik niet omdat ik me beschaamd voel dat ik getuige was van deze intrieste crematie zonder toespraken en zonder tranen.

 

 

 

Zij omdat ze zich meer opgelucht dan schuldig voelt over de zelfmoord van haar ex die haar vanaf nu nooit meer zal lastigvallen. Hij, haar broer, omdat hij net als ik voelt dat er iets gaande is tussen hem en mij maar dat dit een nogal ongelukkig moment is om daar werk van te maken.

 

‘Die kist met die twee schamele bloemstukjes…’, zegt ze. En ik zeg dat dit waarschijnlijk het meest eenzame afscheid ooit was met niet meer dan vier mensen die zich ook nog eens geen van allen geroepen voelden om een woord voor hem te spreken. ‘Heb je er dan een zootje van gemaakt in je leven?’ vraagt ze zich af. En dan dat er culturen zijn waarin men gelooft dat de ziel nooit rust zal vinden als iemand zelf een einde aan zijn leven heeft gemaakt en dat die eeuwig blijft rondwaren op de plek waar hij eruit stapte. ‘Dat gun je natuurlijk echt helemaal niemand. Kun je je voorstellen hoe erg dat moet zijn?’ Haar broer pakt haar hand en vraagt haar om hem aan te kijken, wat ze zonder pardon doet. Een vertrouwd broer-zus-ritueel dat me raakt en ontroert omdat ik een man zie waar ik me stantepede helemaal en hartstikke bij op mijn gemak voel en van wie ik zou willen dat hij bij mij hetzelfde deed.

 

‘Laat het gaan,’ zegt hij. ‘Laat hem gaan. Je hebt niets voor hem kunnen betekenen toen hij nog hier was, en waar hij nu eventueel is, of naar onderweg is, kun je ook niets voor hem doen.’ Hij geeft haar een zoen op haar voorhoofd en ze legt haar hoofd op zijn schouder. Terwijl ik zit te wachten op haar tranen die ik vermoed, kijk ik naar hem. Hij kijkt terug. Grote grijze ogen waar ik in zal verdrinken als ik niet wegkijk. Hij glimlacht naar me. Ik bloos terug. Zonder woorden omdat die niet nodig zijn omdat dit zo’n zeldzaam, uniek moment is dat woorden niets kunnen duiden en niets kunnen toevoegen.

 

Als ze weer opkijkt van zijn schouder zijn haar ogen gewoon nog droog. Ze verraden geen verdriet, geen verwarring, geen emoties. Ze kijken alleen. Van mij naar haar broer en weer terug. ‘Waar zo’n crematie niet al goed voor kan zijn he?’ Ze zegt het lachend en lief. We lachen met haar mee, haar broer en ik. Als hij zegt dat alles altijd ergens goed voor is, bloos ik weer. Dan is het haar beurt om mijn hand te pakken – een familieritueel vermoed ik. ‘Je bent lief’, zegt ze.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.