De kwestie Matthijs van Nieuwkerk bracht herinneringen bij me boven
Herinneringen aan een lang vervlogen verleden.
De kwestie Matthijs van Nieuwkerk bracht herinneringen bij me boven uit een lang vervlogen verleden. Het was tijdens mijn eerste baan op een reclamebureau begin jaren tachtig dat ik opeens, zonder introductie of overleg, een nieuwe baas kreeg. Een oude, sigaren rokende baas die steevast rond het middaguur naar de kroeg op de hoek vertrok – in die tijd geen bijzonderheid in dat wereldje overigens – om er aan het einde van de middag starnakel uit te komen.
Als zijn sigaren op waren gooide hij zijn autosleutels in mijn richting met de mededeling dat er een nieuwe doos op de achterbank lag en als hij koffie nodig had tilde hij zijn kopje een stukje op onder een ‘jij meisje’. De man was een hork, een botterik, een hufter. Dat was hij niet alleen tegen mij en niet alleen voordat hij naar de kroeg vertrok of er bezopen uitkwam, dat was hij constant en tegen iedereen, zelfs tegen zijn vrouw. Ik had dus kunnen besluiten om het niet persoonlijk te nemen met die horkerigheid, maar dat deed ik wel.
Want ik voelde me klein worden als ik tijdens een vergadering de kamer uitgestuurd werd voor sigaren of werd aangesproken met ‘jij meisje’.
Na een maand ging ik met lood in mijn schoenen naar mijn werk en na anderhalve maand klopte ik bij onze directie aan. Ik vroeg of er geen andere plek voor me was omdat ik, daar waar ik nu zat, niet op mijn plaats was. Waar ik vandaan kwam, gingen we zo niet met elkaar om en hier werd ik ongelukkig van. Verdere uitleg werd niet gevraagd en verbaasd werd er ook al niet gereageerd. Met een ‘dat siert je eigenlijk wel’ werd er binnen een week een andere plek voor me geregeld en daarmee was de kous af en had mijn gevoel van eigenwaarde een boost van hier tot ginder gekregen, want ik was serieus genomen, ik was gehoord en ik deed ertoe. Dat is voor meisjes van begin twintig belangrijker dan ze op dat moment kunnen bevatten en voor bazen van meisjes van begin twintig het enige goede om te doen. Dat heeft te maken met fatsoen, met verantwoordelijk zijn, met normaal gedrag, met menselijk besef en met zo hoort het nu eenmaal.
En toch was mijn situatie destijds, tijdens mijn eerste baantje in de reclame begin jaren tachtig, tamelijk uniek. En onze directeur een heer van stand die postuum een dikke dankjewel verdient en een kus op allebei zijn wangen.