De gouden ketting van zijn vader

 

Hanneke wil zich niet met de scheiding van haar zoon en zijn ex-vrouw bemoeien, maar er is wel iets wat haar enorm dwarszit.

 

 

 

‘Met een klap valt de voordeur dicht en zie ik door het ruitje Joost, mijn zoon, met grote stappen naar zijn auto lopen. Zijn schouders opgetrokken en een boze frons op zijn voorhoofd. We hadden een nare ruzie en daar baal ik enorm van.

 

 

Joost is mijn enige kind, ik was nog best jong toen zijn vader overleed en ik er in mijn eentje voor kwam te staan. Zo goed en zo kwaad als het ging heb ik hem een normale, onbezorgde jeugd kunnen geven en hij ging na de middelbare school gewoon op kamers. Ik was niet die moeder die hem geen ruimte gaf, hij moest zijn eigen keuzes gaan maken.

 

 

Zo af en toe nam hij een vriendinnetje mee, maar nooit werd het echt serieus. Tot hij met Mariette op de proppen kwam. Zij was het helemaal en binnen de kortste keren woonden ze samen en maakten ze trouwplannen. Hoewel ik echt mijn best deed om haar in mijn hart te sluiten, bleef ze zich afstandelijk en koel naar mij gedragen. In het begin probeerde ik heus nog wel om een relatie met haar op te bouwen, maar omdat ik maar het gevoel bleef houden dat het alleen van mijn kant kwam ben ik daar maar mee opgehouden.

 

 

Op hun huwelijksdag zag Mariette er prachtig uit, alleen zag ik tot mijn stomme verbazing dat ze een ketting droeg die ik kende. Een gouden schakelketting met een bijzondere sluiting en een kruisje, de ketting die ik aan mijn man gaf voor zijn veertigste verjaardag, vlak voor zijn plotselinge dood. Deze ketting gaf ik aan Joost toen hij achttien werd, als dierbaar erfstuk van zijn vader.

 

 

Ik moest wel even slikken toen ik hem aan de hals van Mariette zag. Want of het nu kwam omdat ik terug moest denken aan mijn overleden man of dat ik het lastig vond dat hij nu gedragen werd door mijn schoondochter met wie ik geen goede band had, het maakte me verdrietig.

 

 

Helaas werd het huwelijk tussen Joost en Mariette geen succes. Joost voelde zich gevangen en was eigenlijk doodongelukkig met haar. Hij werd verliefd op een ander, waardoor Mariette zich, heel begrijpelijk, verraden voelde. Gelukkig hadden ze nog geen kinderen en zijn ze afgelopen jaar min of meer geruisloos gescheiden. Ik zie Joost opbloeien nu hij niet meer in deze slechte relatie zit, maar ik begrijp van hem dat Mariette het er heel moeilijk mee heeft.

 

 

Hoe verdrietig ik dat ook voor haar vind, er is wel iets dat me dwarszit. De ketting die Joost aan haar gegeven heeft, mijn ketting, heeft hij niet teruggevraagd. Hij vindt dat hij dat niet kan maken omdat hij hem nu eenmaal aan haar heeft gegeven. Nu hij zelf de stekker uit de relatie heeft getrokken wil hij het voor haar niet moeilijker maken dan het al is en haar de ketting laten houden. Als een soort aandenken aan hun liefde die er ooit was, zoals Mariette dat blijkbaar tegen hem gezegd had.

 

 

Joost heeft verder geen zin meer in gezeur met haar want hij wil verder met zijn leven en zijn nieuwe vriendin, maar dat vind ik echt heel vervelend. Ik heb hem al verschillende keren gezegd dat hij de ketting van Mariette terug moet krijgen, want het is ook míjn herinnering aan een liefde die er ooit was, tussen mijn overleden man en mij. Ik wil niet wraakzuchtig klinken, maar die ketting hoort bij mij en mijn zoon, bij mijn familie en nu Mariette er geen deel meer van uitmaakt vind ik dat hij gewoon naar ons terug moet. Of ze dat nu leuk vindt of niet.’