Dat verdient een bloemetje

 

Eindelijk, eindelijk, eindelijk! Ik had het nooit gedacht, maar vorige week was het voor het eerst in mijn leven dan eindelijk zover.

 

 

Ik kan nu zeggen dat er op Valentijnsdag een bloemist bij mij op de stoep stond. Eentje die ook behoorlijk moeite had met uitladen. Want hij stond daar niet met een lullig bossie, nee, hij stond daar met een enorme bos. Een huge bos stille aanbidding, zeg maar.

 

En ik zag de buurvrouw kijken! We stonden allebei toevallig voor het raam toen de bus van de bloemist hier stopte. Misschien stonden we allebei onbewust wel reikhalzend uit te kijken, ik weet het niet. En we verzuchtten allebei waarschijnlijk: zíj wel…, toen de bus hier plotseling in de remmen ging.

 

Even kijken wat eruit zou komen, dachten we allebei nog. Nou, en er kwám wat hoor. Jongens, jongens, wat een boeket. De bezorger kon amper nog iets zien bij het sjouwen van die geweldige bos met liefde. Die bos waardering in prachtige kleuren, met veren voor in de reet en harten voor onder de riem.

 

En weet je?… Hij liep dus bij mij het pad op! Bij mij!!

 

Wat?? – Ik zag het de buurvrouw denken. En ik wachtte tot de bezorger weer om zou draaien, maar hij liep door. Ik heb zijn stappen geteld tot hij aanbelde, en toen ik opendeed vroeg hij of hij hier op nummer zoveel was. En dat was hij.

 

Mijn hemel, het was dus voor mij! Ik rekte het gesprek, lachte naar de bloemist alsof ik dit doodnormaal vond, zwaaide naar de buurvrouw, nam met grote gebaren de bos aanbidding in ontvangst, zwaaide nog een keer naar de buurvrouw – die inmiddels groen zag van jaloezie, dat kon niet anders – en ik deed bijna in tranen de deur weer dicht.

 

Wat een dag! En ik zocht naar het kaartje.

 

Maar het zat er natuurlijk niet bij. Zo hoort dat op Valentijnsdag.

 

Manlief ontkende in alle toonaarden en probeerde mee te raden van wie dit dan wél kon zijn. Hij wilde natuurlijk wel even alert blijven nu, dat begreep ik wel. Maar alle namen die hij noemde brachten mij aan het lachen, en de naam die ik in gedachte had die noemde ik lekker niet. En toen ging ik koffiezetten.

 

En net toen we aan de koffie zaten, ging alweer de bel. En terwijl ik naar deur liep zag ik dat het wéér de bloemist was.

 

Niet?!?! Echt? Wat was dit voor een dag?

 

Ik zag echter wel dat hij nu een beduidend lulliger bosje met zich meedroeg en sprak mezelf meteen streng toe dat ik niet zo ondankbaar moest doen. Het feit dat ik beter gewend was, gaf mij geen enkel excuus om dit volgende teken van liefde al af te keuren voordat het mijn voordeur bereikt had, vond ik. Foei Tinus! Ik zwiepte in extase dus de voordeur weer open en lachte naar de bloemist met een glimlach die zei: ‘Ja, ik ben dit gewend hoor, geef maar snel.’ Ik zei nog net niet: ‘Zet de volgende bossen straks maar voor de deur, want ik wil nu graag even rustig mijn koffie drinken als het kan.’

 

En toen lachte de bloemist ook nog eens heel lief naar me. Die vond mij ook geweldig, dacht ik dus.

 

En toen zei hij: ‘Er is iets vreselijks gebeurd. Ik heb die bos van zojuist verkeerd bezorgd. Om het goed te maken heb ik voor jou een troostbosje meegenomen, maar die van net moet dus naar iemand twee dorpen verderop.’

 

Zucht…

 

En dus zat er niets anders op dan naar binnen te lopen, die enorme bos weer uit de vaas te halen, en hem om te ruilen voor het piepkleine bosje.

 

En de buurvrouw? Die zag het en zwaaide naar me.   

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke