Als … Dan
‘Als je je bord leegeet, dan krijg je een toetje.’ Daar begon het allemaal mee.’
‘En toen kwam: ‘Als je nu gaat slapen, dan is het heel snel morgen en dan krijg je je verjaardagscadeautje’, gevolgd door: ‘Als je je je best doet op school, dan heb je daar later heel veel plezier van.’
En daarna kwam dan weer: ‘Als je niet gaat roken, dan betalen wij je rijbewijs.’ Iets wat wijzelf onze eigen kinderen ook weer beloofden. Ja, niet dat het hielp hoor. Zowel wijzelf als onze zoon rookten later, zelfs in de auto. En het kostte ons ongelooflijk veel moeite om daar weer vanaf te komen. Pas toen we ons realiseerden dat zo’n karretje bij inruil veel meer waard was wanneer hij níet stonk, vond ik dat roken maar een domme gewoonte worden. Erg toch? Alsof de waarde van mijn auto belangrijker was dan de waarde van mijn longen.
‘Als je (nu) dít… dan (later) dát.’ Het is allemaal waar, maar echte garanties kan niemand je geven. En over eventuele teleurstellingen wordt ook door niemand gerept. Ik at dus keurig mijn bordje leeg en kreeg dan een toetje. En nu roept de huisarts weer: ‘Als je nou stopt met al die toetjes, dan val je vanzelf weer af.’ Of: ‘Als je wat vroeger naar bed gaat, dan is het ook veel sneller weer morgen, want als ik nu slaapmiddelen geef dan raak je daar misschien wel aan verslaafd, en dan…’
‘Als… dan…’ Dat riep de huisarts dus ook al toen ik nog wakker lag omdat mijn zoon zijn best niet wilde doen op school. Terwijl ik mijn zoon toch écht had verteld dat hij later dan veel meer te kiezen zou hebben. Maar ik weet nu ook: dat soort dingen werkt pas als je het zelf inziet of zelf voelt. Als ik zou stoppen met roken, dan zou ik veel langere afstanden kunnen fietsen, vertelde ik mezelf op een goed moment. Terwijl ik ooit moet hebben gedacht: als ik begin met roken, dan hoor ik erbij. En wáárbij, dat weet ik dan niet meer precies.
Bij de ‘als-dan-methode’ is het dus het afwegen van de voor- en nadelen van de “alsen”, ten opzichte van de “dannen”, op dat moment. Pas bij een cursus stoppen-met-roken waarbij we ons met drie rokers mochten inschrijven voor de prijs van twee, schreef ik me in om er weer vanaf te komen.
Maar die cursusleider had zichzelf natuurlijk ook een “als-dannetje” beloofd. Als ik drie mensen tegelijkertijd hetzelfde verhaal vertel, dan verdien ik dus twee keer zoveel als wanneer ik het maar aan één persoon vertel. En als ik er dus groepssessies van maak dan stimuleren ze elkáár ook nog, en dan is de kans op succes nog groter.
En toch… het hielp allemaal niks. We zijn alle drie pas later, los van elkaar, gestopt. Want pas als je iets écht zelf wilt, dan lukt het je. Pas als je jezelf hebt overtuigd, geloof je ergens in.
Ik ben dus gewoon blijven geloven in mijn kind, omdat ik hem kende. Daar kon geen enkele absentielijst van school iets aan veranderen. Want als ik hoop hield dan kwam het goed, had ik mezelf verteld. En hoop doet leven.
En daarom ga ik vandaag ook heel blij mijn tweede coronaprik halen. Niet omdat anderen mij vertellen dat ik dat moet doen – want ik kan van niemand op dit moment garanties krijgen, en ik mag nog steeds gewoon zelf kiezen – maar alleen maar omdat ik hoop wil houden.
Hoop op (weer) een vrijer leven. Hoop in bange dagen, zeg maar. En hoop in de medemens.
Want als ik dat al niet meer heb, dan…’