Adelaars en zeepaardjes

 

Onze schoondochter appt me een foto van haar zoontjes, die al voor dag en dauw op zijn. De een heeft vast vleugeltjes om zijn armpjes gewurmd, de ander sjouwt met een zwemband. 

 

 

 

Een vrije dag: hoera, naar opa en oma die vlakbij het strand wonen. Zij zijn er klaar voor. Ik was even bang dat ze er niets meer aan zouden vinden om bij ons op bezoek te komen, na de verhuizing van een spannende, grote tuin vol oude bomen en een zwembad naar de kust: kleine tuin, kleiner huis in een straat met armetierige bomen, die het niet zo goed doen vlakbij de zee. Kleinzoontjes noemden ons ‘opa en oma zwembad’, dit ter onderscheiding van hun andere opa en oma, die voorafgaand aan hun verhuizing in een vakantiehuisje bivakkeerden. Zij waren ‘opa en oma klein huisje’. Maar nu heten wij ‘opa en oma zee’ en ze vinden het geweldig.

 

Na de taart en de lunch lopen we naar het strand. De straat uit, even oversteken en we zijn er. ‘Een adelaar!’ kraait jongste kleinzoon (2,5). ‘Nee, dat is een zeemeeuw’, verbetert opa. ‘Néé, een adelaar!’ weet hij. We laten het zo. Af en aan vliegende adelaars zijn veel opwindender. Onze zoon rent de zee in, dat is zo’n bikkel die elke dag koud doucht en zegt dat dit heerlijk is. Ik geloof het graag, als ik dat maar niet hoef. Het is april zeg, doe even normaal. In juli ga ik er – misschien – over denken. Voor nu zit ik hier best op het grote kleed dat we meegesjouwd hebben. De jongetjes staan hun vader luidkeels aan te moedigen en waarschuwen dat hij moet oppassen voor walvissen. Dan vinden ze een garnaaltje. ‘Omááá, kijk es, een zeepaardje!’ Ik ga niet zeggen dat het een garnaal is. Je moet het leven zelf spannend maken. ‘Zielug!’ vinden ze en omdat hij ‘heel erg dood is’ graven ze een gat en bestellen de garnaal eerbiedig ter aarde. Het verdriet duurt niet lang, want er is alweer een andere uitdaging. Een gracht graven rondom een bergje en water uit de zee halen in een lege fles. Ze draven af en aan naar de vloedlijn en vullen de fles. Vervolgens zijn ze stomverbaasd dat het water meteen in de gracht wegzakt. ‘Water kan ook zinken’, onderwijst oudste kleinzoon zijn broertje. Water naar de zee dragen heeft geen zin, maar water naar een gracht ook niet. Die wijsheid krijg ik toch maar mooi mee op deze zonnige middag.

 

Ik doe het ze niet na, dat onvermoeibare gehol van zee naar garnalengraf naar kasteel. Kijkend naar mijn kleinzoontjes, die nog zo heerlijk onbevangen en verbaasd zijn, en blij met een fles, water en zand, krijg ik een beetje heimwee naar de tijd dat ik ook zo was.

 

‘Wat maken die zeemeeuwen weer een klereherrie!’ zegt Rob, als we de volgende ochtend buiten aan het ontbijt zitten. ‘Je ziet het pas als je het doorhebt,’ zeg ik, ‘maar mooi dat het adelaars zijn!’

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel