‘Hij vraagt of hij moet komen en nog voordat ik kan antwoorden zegt hij dat hij eraan komt en verbreekt hij de verbinding.’

 

 

Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Een paar maanden geleden was het nog de angst niet zonder hem te kunnen. Nu is het de angst om mijn dochter, en die angst is scherper dan al het andere tot nu toe. Ik overweeg hem die nacht uit zijn slaap te bellen, maar gelukkig doe ik het niet. De dag erna kan ik me inhouden tot ik uit mijn werk kom. Dan hou ik het niet meer. Het verhaal dat hij ons huis overneemt, moet de wereld uit. Niet om het huis, niet omdat ik er zou willen blijven – want dat wil ik eerlijk waar niet -, maar om haar. Zij met hem in onze slaapkamer, in onze badkamer, aan ons aanrecht alsof ik er nooit heb gewoond. Alsof ik hier niet mijn leven had dat voor altijd zou duren. Zal zij mijn dochter straks helpen zoeken naar haar gymtasje? Zal zij haar zeggen dat ze haar kamer op moet ruimen?

 

Ik schrik ervan dat hij meteen zijn telefoon opneemt. Misschien is het ook wel daarom dat de tranen nog eerder komen dan de woorden. Hij vraagt of hij moet komen en voordat ik kan antwoorden zegt hij dat hij eraan komt en verbreekt hij de verbinding. Van verbijstering slik ik mijn tranen en mijn angst tegelijk weg. Hij die zomaar naar me onderweg is zonder dat ik er zelfs ook maar om heb gevraagd… Ik kan zijn onrust vanaf hier ruiken. Alleen maak ik me er dit keer geen zorgen om.

 

Hij loopt op met toe alsof hij me wil omhelzen, maar houdt zich in als hij haar voor de televisie zit zitten. Ze kijkt nauwelijks op terwijl ze haar hand omhooghoudt: ‘hi pap.’ Plotseling is het precies zoals het altijd was. Hij in zijn stoel op de kop van de tafel, ik rechts van hem en onze dochter aan de andere kant van de schuifdeuren die eeuwig openstaan, voor de televisie op de bank. We drinken wat en wachten wat. We hebben geen woorden nodig om te weten waarop we wachten en dat het niet uitmaakt hoe lang het wachten duurt.

 

Als ze slaapt is het bijna tien uur. Zijn telefoon gaat. Hij drukt het gesprek weg. Ik begin over gisteren, over het huis, over dat ik er niet van geslapen heb. Ik zeg dat ik hem zijn geluk gun (leugentje om bestwil?), maar dat de gedachte aan hem en haar et cetera. Zijn telefoon gaat weer. Hij drukt het gesprek weer weg. En dan spreekt hij de nu al memorabele woorden dat hij ook niet wist wat hem bezielde gisteren. Dit huis, zegt hij, is ons huis en als wij er niet meer kunnen wonen, dan moet het maar weg.

 

Hij stelt voor om nog een fles open te maken. Zijn telefoon gaat. Hij drukt het gesprek weg en zet ‘m uit.’

 

Benieuwd naar hoe het verder gaat? Lees het hier