Ze heeft een hond. En normaal vind ik dat enig, maar in dit geval niet. Deze is namelijk stomvervelend. Hij blaft bij elke beweging die ik maak, hij zwiept zijn staart in mijn gezicht, wil zijn kop steeds op mijn schoot leggen, stinkt uit zijn bek, hij bedelt, en hij wil bij mij op de bank omdat ik op “zijn” plekje schijn te zitten. Hij vraagt voortdurend mijn aandacht en aan haar kom ik niet toe. Maar ik ben bij haar op de koffie omdat ze me heeft gebeld dat ze zich zo eenzaam voelt de laatste tijd.
Ze is blij dat ze haar hond nog heeft, zegt ze, terwijl ze de hond koekje nummer drie geeft. En hij is al zo dik, denk ik. Maar het kan ook zijn dat ik jaloers ben omdat ik géén koekje krijg. Niemand komt haar nog bezoeken, klaagt ze. En ze begrijpt maar niet hoe dat nou komt. Maar ik denk dus dat het een vicieuze cirkel begint te worden en ik ga proberen haar dat te vertellen. Ze is namelijk echt lief. Heus! Maar dan vooral voor de hond.
‘Ga maar in je mandje,’ roep ik dapper. (Tegen de hond, hè! Niet tegen haar!) Hij heeft namelijk, buiten de bank, ook nog een hondenmand die vier keer zo groot is als hijzelf, met een fleecedeken waar menig vluchteling jaloers op ligt te wezen in zo’n gammel tentje op Lesbos. Hij hoeft dus helemaal niet op de bank, maar dat begrijpt hij niet. Ik zie trouwens ook dat de mand vol ligt met zo’n honderdtachtig speeltjes, dus misschien past hij er gewoon niet meer bij.
‘Of ga anders lekker in je buggy liggen,’ opper ik daarna als hij mijn broek onderkwijlt. Ja heus, hij heeft ook een buggy waar hij in mag zitten als ze gaan winkelen. Zou ze hem ook in een pashokje duwen als hij een nieuwe halsband nodig heeft? Of zou ze die online bestellen als ze zich weer eenzaam zit te voelen? Hij heeft namelijk ook nogal veel “accessoires”, zie ik. Aan de kapstok hangen zelfs maar twee jassen van haar, en ongeveer zestien van hem. En natuurlijk heb ik daar een mening over, maar ja… dat zijn mijn zaken niet. Ik heb mijn kinderen om te corrigeren en die taak heb ik bij haar niet.
Maar kinderen corrigeren ook hun ouders zo nu en dan! En dat gebeurt bij haar dus nooit!
‘Het is mijn kindje, hè,’ zegt ze ten overvloede.
Maar kinderen roepen af en toe ‘Ma-hammmm, please…’ En ze laten je weten wanneer het tijd wordt om te stoppen met betuttelen en gaan vervolgens zelfs het huis uit. Maar een hond…?
Bovendien houdt het showen van foto’s van je kroost op een goed moment ook wel een keer op, toch? Alleen bij haar niet, dus worstel ik me dapper door de laatste vakantiefoto’s heen. En die van de verjaardag van het hondenbroertje uit hetzelfde nest, plus die van de wandeling van afgelopen zondag. Maar met mijn vicieuze cirkel kom ik er nergens meer tussen.
‘Och, wat schattig,’ roep ik desgewenst. Terwijl ik eigenlijk denk: wat doe ik hier? Ik wil weten hoe het met háár gaat en die hond interesseert me geen bal. Maar we komen niet toe aan haar, want iemand heeft zondag haar “kindje” geschopt en ze blijft daar maar over vertellen. Ze heeft zelfs aangifte gedaan, want ze vindt het zó níet eerlijk wat die man deed. Ondanks het feit dat haar hond hém aanviel, bekent ze dan ook nog! Oh, écht?
Maar ja, haar hond heeft ADHD, legt ze dan uit. Dus hij kan er niets aan doen. En ik wil bijna vragen of al die speeltjes in die mand dan niet teveel prikkels vormen.
‘Zo’n man moet dat toch begrijpen?’ zucht ze. En ik zucht ook.
Het wachten is namelijk op haar volgende hondje dat een transgenderpupje blijkt te zijn en wat ze daarom wil laten ombouwen, of zoiets. Maar ik weet niet of ik dat mee wil maken. Ook al weet ik dat het allemaal uit liefde gebeurt; ik denk dat dit pas stopt wanneer de hond zegt dat het afgelopen moet zijn.