Schijt aan iedereen
Heel vroeger, toen we de eerste bakelieten telefoon kregen thuis, praatte iedereen keihard in het mondstuk van die enorme hoorn.
Ik zit zalig in de tram, lekker een beetje naar buiten te staren, naar de stad die aan me voorbijtrekt. Er stapt een vrouw in, begin dertig schat ik, telefoon tegen haar oor geplakt en zó achterlijk hard pratend dat ik haar wel horen móet. Iedereen haar wel horen moet.
‘Zo vet grappig’, kwaakt ze. ‘Zegt hij tegen me dat hij graag nog een keer met me uit wil. ‘Ik vind je leuk genoeg’, zegt hij. Nou, ik jou niet’. Ze lacht zich rot om haar eigen grap.
Een meneer die schuin voor haar zit, gebaart naar haar of het iets zachter kan – wijsvinger voor zijn lippen, dan handpalm naar beneden waarbij hij zijn vingers op en neer wappert. Waarop zij een afwerend gebaar maakt – handpalm naar hem toe gericht, vingers omhoog – en wijst dan op haar telefoon. ‘Ik ben even aan het bellen,’ is wat ze gebaart, ‘niet storen meneer!’
Is ze slechthorend? Heeft ze niet in de gaten dat ze oorverdovend zit te kakelen?
Is ze sociaal niet bijster bij?
Is ze zo verkouden dat ze haar eigen stem niet hoort?
Wil ze misschien alleen maar heel erg graag gezien (lees: gehoord) worden?
Gaat het er niet in dat haar verhalen ons niet boeien?
Heel vroeger, toen we de eerste bakelieten telefoon kregen thuis, hangend bij het aanrecht in de keuken waar je ‘m kon horen rinkelen, praatte iedereen keihard in het mondstuk van die enorme hoorn. Want het kon gewoon niet dat iemand die ik weet niet hoeveel verder zat, jou door dat malle zwarte draadje kon horen, zonder dat je je stem op standje tetter zette. Sommige mensen die de eerste telefoon meemaakten op gevorderde leeftijd zouden het nooit meer afleren om in de hoorn te brullen.
En begrijpelijk.
Maar dit . . .
Vrouw in tram staat op. Loopt naar de deur. Checkt alvast uit. Brult nog steeds met windkracht tien in haar telefoon.
Mensen wisselen blikken met elkaar uit als in ‘ik erger me kapot, jij ook? – wenkbrauwen optrekken en ogen wegdraaien.
Vrouw verlaat eindelijk de tram.
‘Weet je wat het is met dat mormel?’, zegt een vrouw achter mij. ‘Ze heeft gewoon totaal schijt aan ons allemaal!’
Weet je wat het is met de mevrouw die dit zegt? Die heeft gewoon gelijk, denk ik.