‘Goedemorgen mevrouw.’
‘Goeiemorgen.’
‘Mag ik hier een pakje voor nummer 46 afleveren?’
‘Tuurlijk.’
‘Even tekenen?’
*Krabbel.*
‘Fijne dag!’
‘Jij ook!’
Steeds meer mensen kopen online (Wieke schreef er laatst al over, hoewel het bij haar wat minder soepel verloopt) en ik ben daar zeker één van. Het is immers ook niet zomaar dat – toen ik net een maandje in deze stad woonde – de pakjesbezorger mij al herkende in een totaal ander deel van de stad, en dat hij me m’n aangetekende brief met bankpasje daar overhandigde… Maar goed, al die online bestellingen maken dus dat mijn én jouw bezorger het steeds drukker krijgen. En hoewel ik eigenlijk niet weet of hij met zijn vrolijke ‘Goedemorgen’ nou blij is om míj te zien, of opgelucht is dat ik weer opendoe, denk ik maar het eerste. Jaja, hij wéét intussen natuurlijk dat ik vaak thuis werk, en pakketjes voor de afwezigen uit mijn straat aanneem. En nee, daar heb ik soms echt geen zin in. Toch blijf ik het doen. Waarom? Niet om bij te kletsen of voor zijn glimlach, nee. Maar wel omdat ik weet dat mijn betrouwbare pakjesbezorger betaald krijgt per afgeleverd pakketje – en zo’n pakje drie keer moet proberen aan te bieden. En dat het al geen vetpot voor hem is.
Dat stapelen van buurpakketjes in onze smalle gang, dat neem ik maar op de koop toe. En ach, bij het ophalen van al die pakjes spreek ik m’n buren ook weer eens.
Ding dong.
WAF WAF WAF.
O, even opendoen. Misschien zit er nog iets leuks voor mij bij?