Toneel­stuk

 

Een hoop mooi aangeklede mensen die net doen alsof ze het niet koud hebben, poseren voor fotografen en die vijf meter over de rode loper gaan alsof ze de koningin zijn. Zo nep als maar kan. En dan kun je maar het beste meespelen, dacht Roos.

 

De dresscode was pastel. Nu heb ik van alles in mijn kledingkast hangen, hoor. Van een jurk vol poezenhoofdjes (leuk), tot een elegant zwart mannenpak (stoer) tot een enorme trui met capuchon waar konijnenoren aan genaaid zijn (geen commentaar), maar pastel, nee. Ik zie er in pastel altijd uit als een frigide aangetrouwd nichtje in de Britse koninklijke familie. Of alsof ik opgebaard ben, want mijn bleke gezicht neemt pardoes dezelfde kleur aan als dat geinige mintgroene bloesje of die subtiele lichtgele trui.

 

Maar goed, een dresscode is een dresscode en als ik dan toch over een rode loper moest, wilde ik niet detoneren. Ik kom wel vaker op film- en theaterpremières maar meestal schuifel ik lafhartig door een zijdeurtje naar binnen. Niet omdat ik aandachtschuw ben. Ik weet domweg niet hoe je je in die spotlights dient te gedragen.

 

Vandaag echter mag ik mee met Thomas – de mol – Cammaert naar de première van de film ‘Voor Elkaar Gemaakt’. Hij draagt een strak pak, ik heb vanmiddag snel een zalmroze kleedje bij een warenhuis gescoord. We staan in de rij om de loper te betreden. ‘Wat moet ik met mijn jas?’ fluister ik bezorgd tegen Thomas. Hij weet het ook niet. ‘En moeten we poseren?’ Ja, misschien wel. ‘En gaan ze ons dan dingen vragen?’ Zou kunnen.

 

Voor ons baant de cast zich een weg door de baan flitslichten. ‘Kijk eens hier!’ ‘Hiero!’ Even een fotootje!’ ‘Waar is je jurk van?’ De acteurs en actrices lachen professioneel. Ze nemen modellenposes aan. Ze beantwoorden grappig bedoelde vragen. Ze vertellen trots dat hun jurk van Claes Iversen is.

 

Ik neem het allemaal in me op. En zoals zo vaak als ik me een buitenstaander voel, hangt mijn geest plotseling boven de menigte. Zie ons hier staan met z’n allen. Het kippenvel op onze schouders negerend, pretenderend dat het niet miezert, dat onze onderbroek niet onhandig in onze naad zit, dat we niet nerveus zijn, dat we precies weten wie wie is en wat we hier doen. Stiekem hebben we allemaal geen idee. Stiekem doet iedereen een beetje alsof. Stiekem wordt straks niet alleen in de film geacteerd maar ook hier. En daar kun je meewarig over doen, je kunt snuiven dat het nep is wat je allemaal ziet, maar je kunt ook meedoen, realiseer ik me. En dus geef ik mijn jas aan een meisje dat speciaal ingehuurd is om jassen vast te houden van mensen die vijf meter over de loper paraderen. Ik zet mijn grootste lach op. Ik hoor ‘Kijk eens hier!’ ‘Hiero!’ ‘Even een fotootje!’ ‘Waar is je jurk van?’ Ik mompel ‘Zara’ alsof het een groots artistieke ontwerpersnaam is. Ik antwoord op de geestig bedoelde vraag ‘Waar krijg jij nou de kriebels van?’ in een reflex: ‘Paprika’ en ietwat duizelig en verblind tol ik naar binnen. Ik kijk om me heen, naar al het pastel, de luchtkussen, de zoete drankjes. Ik krijg mijn jas weer in mijn handen gedrukt. Het is allemaal één groot toneelstuk, maar meespelen is best leuk.

 

Veel later die avond stommel ik de badkamer in. Mijn oogmake-up is dusdanig zijn eigen leven gaan leiden dat ik met gemak mijn intrek kan nemen naast die dikke panda’s in Rhenen. Maar wat boeit het? Ik kijk goedkeurend naar mijn zalmroze ensemble en concludeer dat ik er best goed uit zie. Voor een opgebaarde.

 

Van tafeldame bij ‘De Wereld Draait Door’ tot deelnemer aan ‘Wie is de mol?’ Van columnist in het Parool tot het toneelstuk ‘Ajax mijn club’. Veelzijdiger dan journalist/schrijfster Roos Schlikker bestaat niet.

Fotografie: Brenda van Leeuwen